Quiz samenvatting
0 van 28 vragen beantwoord
Vragen:
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
Informatie
Veel succes!
U heeft de quiz al eerder gemaakt. Daarom kunt u de quiz niet nog eens maken.
De quiz wordt geladen...
Je moet een account aanmaken of inloggen om de quiz te beginnen.
De volgende quiz moet afgerond zijn alvorens deze te beginnen:
Resultaten
0 van 28 vragen correct beantwoord
Tijd voorbij
U heeft 0 van 0 punten gehaald (0)
Categorieën
- NAVIGATIE 0%
- SCHEEPVAARTREGLEMENTEN op vaargebied Klein Vaarbewijs II 0%
- VAREN; MANOEUVREREN; BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN 0%
- WATERWEGEN; OMSTANDIGHEDEN VAN HET VAARWATER; METEOROLOGIE 0%
-
Om te slagen moet je tenminste 35 punten behalen.
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- Beantwoord
- Beoordeling
-
Vraag 1 van 28
1. Vraag
1 punten
U gaat op de Westerschelde ter hoogte van Waarde anker op en vaart de Westerschelde op in westelijke richting en gaat in de haven van Terneuzen even brandstof innemen.
Vervolgens vaart u weer over de Westerschelde in westelijke richting en gaat opnieuw ten anker ter hoogte van Breskens (zie plaatje).
Met welk scheepvaartreglement of met welke scheepvaartreglementen heeft u tijdens deze vaartocht te maken?Correct
Incorrect
Artikel 1. Toepassingsgebied (Scheepvaartreglement Westerschelde)
Dit reglement is van toepassing op de Westerschelde met haar mondingen, met inbegrip van het gedeelte van de territoriale zee dat wordt begrensd door het gemeentelijk ingedeeld gebied van de gemeente Vlissingen.Artikel 1. Toepassingsgebied (Scheepvaartreglement van kanaal van Gent naar Terneuzen)
1 Het reglement is van toepassing op:
a.het Kanaal van Gent naar Terneuzen vanaf de grens met België tot aan de sluizen van Terneuzen, alsmede het gebied van de Westsluis, de Middensluis en de Oostsluis te Terneuzen, de Westbuitenhaven en de
Oostbuitenhaven te Terneuzen, tot aan de denkbeeldige lijn getrokken over de koppen van de havenhoofden.Let op: Om brandstof in te nemen moet u voorbij de havenhoofden van Terneuzen, waar het Scheepvaartreglement Kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT) van toepassing is.
-
Vraag 2 van 28
2. Vraag
1 puntenU ziet een duikboot, een watervliegtuig op het water, een luchtkussenvaartuig en een zeilplank.
Wat is hiervan geen schip?Correct
Incorrect
Artikel 2. Begripsomschrijvingen
1 In dit reglement wordt verstaan onder:
a. schip: een drijvend voorwerp, met inbegrip van een voorwerp zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of in staat om te worden gebruikt als een middel van verplaatsing te water. -
Vraag 3 van 28
3. Vraag
1 puntenWaar moet volgens het Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW) een motorschip van 10 meter lengte, dat varende is in de hoofdvaargeul, onder andere aan voldoen ?
Correct
Incorrect
Artikel 6. Veilige vaart
Om een veilige vaart in de hoofdvaargeul te kunnen aanhouden:
a. moet een schip met een lengte van 12 meter of meer dat zich in de hoofdvaargeul bevindt, tenzij het wordt gesleept of geduwd, door een genoegzaam krachtige en gebruiksklare motor kunnen worden voortbewogen;
b. moet een schip met een lengte van minder dan 12 meter dat zich in de hoofdvaargeul bevindt, tenzij het wordt gesleept of geduwd, voorzien zijn van een motor die:
1°. voor onmiddellijk gebruik gereed is;
2°. het schip in staat stelt een snelheid van ten minste 6 kilometer per uur door het water te kunnen handhaven. -
Vraag 4 van 28
4. Vraag
2 punten
Schip Tom vaart vóór stroom en wil opdraaien. Zie plaatje.
Schip Nel vaart tegen de stroom in.
Wat moet er volgens het Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW) gebeuren?
Correct
Incorrect
Artikel 10. Opdraaien en kop vóór nemen
Een schip dat vóór stroom vaart en dat wil opdraaien moet dit tijdig aan de in de nabijheid zijnde schepen kenbaar maken door het geven van één lange stoot gevolgd door één of twee korte, indien het opdraaien respectievelijk over stuurboord dan wel over bakboord gebeurt; dit sein moet zo nodig worden herhaald. Elk in de nabijheid tegen stroom varend schip moet in dat geval gaande houden en elk ander in de nabijheid vóór stroom varend schip zijn vaart minderen tot het opdraaiende schip geen hinder tot doorvaren meer vormt.
Gaande houden betekent: met de kop in de wind of tegen de stroming in, gaan liggen en trachten zo weinig mogelijk voortgang te maken.
Dus: een schip dat met de stroom meevaart (en wil opdraaien) moet één lang geluidssein geven gevolgd door één of twee korte (afhankelijk of het over stuur- of bakboord keert). Alle andere schepen mogen dit schip niet hinderen.
-
Vraag 5 van 28
5. Vraag
2 puntenU ziet een vaartuig met de volgende verlichting: drie rondom zichtbare lichten, in verticale lijn. Het bovenste en onderste licht is rood en het middelste licht is wit.
Verder heeft het vaartuig aan de ene kant: twee rondom zichtbare rode lichten, het ene loodrecht onder het andere en aan de andere kant: twee rondom zichtbare groene lichten, het ene loodrecht onder het andere. Zie plaatje.
Wat voor vaartuig ziet u en hoe moet u hier langs varen?Correct
Incorrect
Artikel 27. Onmanoeuvreerbare, beperkt manoeuvreerbare schepen en bijzondere transporten (SRW)
Een beperkt manoeuvreerbaar schip moet voeren:
a .drie rondom zichtbare heldere lichten, in verticale lijn, daar waar deze het best kunnen worden gezien. Het bovenste en onderste licht moeten rood en het middelste licht moet wit zijn;
b. drie dagmerken, in verticale lijn, daar waar deze het best kunnen worden gezien. Het bovenste en onderste dagmerk moeten een bal en het middelste moet een ruit zijn;
c. aan de zijde waar het vaarwater niet vrij is, daar waar deze het best kunnen worden gezien, twee rondom zichtbare rode heldere lichten, het ene loodrecht onder het andere, of twee ballen, de ene loodrecht onder de andere;
d. aan de zijde waar het vaarwater vrij is, daar waar deze het best kunnen worden gezien, twee rondom zichtbare groene heldere lichten, het ene loodrecht onder het andere, of twee ruiten, de ene loodrecht onder de andere;
e. wanneer het vaart door het water loopt: tevens het toplicht of de toplichten, de zijdelichten en het heklicht; -
Vraag 6 van 28
6. Vraag
2 punten
Welke schepen moeten volgens het Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW) ’s nachts tenminste zijn voorzien van een rondom schijnend wit licht?Correct
Incorrect
Artikel 41. Lichten en dagmerken (SRW)
1 Een klein werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is, moet voeren:
a. een toplicht. Dit licht moet echter een helder licht zijn.
Dit licht mag op het voorschip dan wel achterlijker zijn geplaatst. Het moet ten minste 1 meter hoger dan de zijdelichten zijn aangebracht, maar het mag lager dan 4 meter boven de romp zijn geplaatst.
b. zijdelichten.
Deze lichten moeten zich op gelijke hoogte en in één lijn loodrecht op de lengte-as van het schip bevinden. Zij behoeven niet achterlijker dan het toplicht te zijn geplaatst. Zij moeten naar de binnenzijde van het schip zodanig zijn afgeschermd, dat het groene licht niet aan bakboordzijde en het rode licht niet aan stuurboordzijde kan worden gezien. Zij mogen worden verenigd in één lantaarn, gevoerd in de lengte-as van het schip;
c. een heklicht.
Dit licht mag worden weggelaten indien het onder a bedoelde toplicht vervangen wordt door een rondom zichtbaar wit helder licht.2 Een klein werktuiglijk voortbewogen schip dat varende is, waarvan de lengte minder dan 7 meter en de hoogst bereikbare snelheid niet meer is dan 7 zeemijlen (13 kilometer) per uur, mag, in plaats van de bij het eerste lid voorgeschreven lichten, een rondom zichtbaar wit helder licht voeren, daar waar dit het best kan worden gezien. Indien uitvoerbaar, moet zulk een schip ook zijdelichten voeren.
-
Vraag 7 van 28
7. Vraag
2 punten
Klein motorschip Fin en klein zeilschip Ger naderen elkaar op tegengestelde
koersen. Klein motorschip Job nadert Fin en Ger op een kruisende koers.
Geen van de schepen volgt de stuurboordwal. Zie het plaatje.
Hoe is volgens het Scheepvaartreglement Westerschelde (SRW) de volgorde van
voorrang?Correct
Incorrect
Artikel 42. Vaarregels (SRW)
1 Wanneer twee kleine schepen elkaar zodanig naderen dat gevaar voor aanvaring bestaat en één van die schepen houdt de stuurboordzijde van het vaarwater dan moet dit schip zijn weg vervolgen en het andere schip uitwijken.
2 Wanneer een werktuiglijk voortbewogen klein schip, een door spierkracht voortbewogen klein schip of een zeilschip met een lengte van minder dan 20 meter elkaar zodanig naderen dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, behoudens in het geval genoemd in het eerste lid:
a. het werktuiglijk voortbewogen klein schip uitwijken voor het andere schip;
b. het door spierkracht voortbewogen klein schip uitwijken voor het zeilschip.
3 Wanneer, behoudens in het geval genoemd in het eerste lid:
a. twee werktuiglijk voortbewogen kleine schepen zodanig recht of bijna recht tegen elkaar insturen dat gevaar voor aanvaring bestaat, moeten beide naar stuurboord uitwijken zodat ze elkaar aan bakboord voorbijvaren;
b. de koersen van twee werktuiglijk voortbewogen kleine schepen elkaar zodanig kruisen dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat het andere aan stuurboordzijde van zich heeft uitwijken.
4 Een klein schip dat ingevolge het bij het eerste, tweede of derde lid gestelde verplicht is uit te wijken, moet dit tijdig en naar stuurboord doen en moet, indien de omstandigheden dit mogelijk maken, vermijden vóór het andere schip over te lopen.
5 Indien twee zeilschepen met een lengte van minder dan 20 meter elkaar zodanig naderen dat gevaar voor aanvaring bestaat moet, behoudens in het geval genoemd in het eerste lid:
a. wanneer beide schepen over verschillende boeg liggen, het schip dat over stuurboordboeg ligt uitwijken voor het schip dat over bakboordboeg ligt;
b. wanneer beide schepen over dezelfde boeg liggen, het loefwaartse schip uitwijken voor het lijwaartse;
c. een schip dat over stuurboordboeg ligt en dat aan zijn loefzijde een schip ziet waarvan niet met zekerheid is te bepalen of het over stuurboord- dan wel over bakboordboeg ligt voor laatstgenoemd schip uitwijken. -
Vraag 8 van 28
8. Vraag
2 punten
Op de Waddenzee komen twee betonde vaargeulen bij elkaar.
Tussen groot motorschip Tom en klein zeilschip Kim ontstaat gevaar voor aanvaring.
Wat bepaalt het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)?Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater (BPR)
1 Een schip mag slechts een haven of een nevenvaarwater uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren of oversteken dan wel een haven of een nevenvaarwater invaren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
2 Een groot schip mag bij het uitvaren van een haven of een nevenvaarwater en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater dan wel bij het invaren van een haven of een nevenvaarwater medewerking verlangen van een ander schip.
3 Een klein schip moet bij het uitvaren van een haven of een nevenvaarwater en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater dan wel bij het invaren van een haven of een nevenvaarwater voorrang verlenen aan een groot schip.
4 Een klein schip mag bij het uitvaren van een haven of een nevenvaarwater en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater dan wel bij het invaren van een haven of een nevenvaarwater medewerking verlangen van een klein schip.
5 In afwijking van het tweede, derde en vierde lid moet een schip dat een lateraal gemarkeerd hoofdvaarwater binnenvaart, anders dan vanuit een daarop uitmondend lateraal gemarkeerd nevenvaarwater, voorrang verlenen aan een schip dat in dat hoofdvaarwater langs de laterale markering de stuurboordszijde volgt. -
Vraag 9 van 28
9. Vraag
2 puntenU vaart op het Markermeer tussen Marken en Hoorn.
U ziet op de barometer dat de luchtdruk plotseling gaat stijgen.
Wat kunt u verwachten?Correct
Incorrect
Er komt een hogedrukgebied aan en daardoor zal de wind ruimen en afnemen.
-
Vraag 10 van 28
10. Vraag
1 puntenOntstaat er in een warmtefront motregen?
Correct
Incorrect
Warme lucht is lichter dan koude lucht. Daarom schuift de warme lucht over de koude lucht heen. Uit de wolken van een warmtefront kan lange tijd regen of motregen vallen. Die ontstaat doordat de warme vochtige lucht door het opstijgen afkoelt en het water erin na condensatie uiteindelijk in de vorm van motregen naar beneden valt.
-
Vraag 11 van 28
11. Vraag
1 puntenOntstaan er in een koufront hevige buien?
Correct
Incorrect
Bij een koufront zal de koude lucht zich onder de warme lucht wringen, waardoor de warme lucht bijna stijl omhoog wordt geduwd.
De warme lucht zal door de afkoeling zijn vocht verliezen, waardoor heftige regenbuien zullen ontstaan. Dit gaat vaak gepaard met onweer. -
Vraag 12 van 28
12. Vraag
1 puntenHoeveel zeemijlen passen er in één graad op de horizontale kantlijn van een zeekaart waarbij gebruik wordt gemaakt van de Mercatorprojectie?
Correct
Incorrect
De horizontale kantlijn van de zeekaart loopt parallel aan de breedtegraden.
Zij geven geen maat voor een zeemijl.
Daarentegen is elke minuut op de verticale kantlijn gelijk aan 1 zeemijl. -
Vraag 13 van 28
13. Vraag
1 punten
In de hydrografische kaart uit de 1800-serie staat het hier afgebeelde teken. Wat geeft dat teken aan?Correct
Incorrect
Wrak, mast(en) zichtbaar bij kaartpeil.
-
Vraag 14 van 28
14. Vraag
1 punten
In de hydrografische kaart uit de 1800-serie staat het hier afgebeelde getal. Wat geeft dat getal aan?Correct
Incorrect
1,4 m droogvallend (boven reductievlak)
Het reductievlak is gelijk aan het Lowest Astronomical Tide (LAT). -
Vraag 15 van 28
15. Vraag
1 punten
Uit welke kleuren bestaat het drijflichaam van een cardinale boei die aangeeft dat het ‘veilig vaarwater’ aan de zuidzijde ligt? Zie plaatje.Correct
Incorrect
Zuidcardinale ton.
Het ‘veilig vaarwater’ bevindt zich aan de zuidzijde van deze ton. -
Vraag 16 van 28
16. Vraag
1 punten
U vaart in het hoofdvaarwater waar het Betonningsstelsel IALA-A van toepassing is.
U vaart tegen de betonningsrichting in en ziet een boei die er als volgt uitziet: rood met een groene horizontale band in het midden en met een rode cilinder als topteken. Zie het plaatje.
Kunt u met deze informatie bepalen hoe u moet varen om het hoofdvaarwater te blijven volgen? Zo ja, hoe passeert u deze boei?Correct
Incorrect
U vaart van de berg naar de zee, dus u heeft de rode tonnen aan de stuurboordzijde.
Om het hoofdvaarwater te blijven volgen moet u de rode scheidingston aan stuurboord houden en u vaart bakboord uit. (linksaf). -
Vraag 17 van 28
17. Vraag
2 puntenHet is springtij. Wat zal in vergelijking tot doodtij tijdens hoogwater de diepte in de vaargeul zijn?
Correct
Incorrect
Bij springtij is tijdens hoogwater meer diepte dan bij hoogwater doodtij. -
Vraag 18 van 28
18. Vraag
2 puntenWanneer komt in Nederland springtij voor?
Correct
Incorrect
De getijdenbeweging in de Noordzee wordt veroorzaakt door 2 getijgolven.
De belangrijkste getijgolf komt vanaf de Atlantische Oceaan via het Nauw van Calais de Noordzee binnen.
Deze getijgolf is ongeveer 2 etmalen (2 X 24 uur) onderweg als deze langs de Nederlandse kust stroomt.
Daarom merken wij in Nederland alle waterbewegingen die worden veroorzaakt door de Maan en de Zon pas 2 etmalen later. -
Vraag 19 van 28
19. Vraag
2 puntenTer hoogte van Terneuzen ligt een zandbank die bij laagwater droog valt.
Volgens kaart 1803 (hydrografische kaart Westerschelde) is de droogvalling 2,6 meter bij LAT.
Het is 16 april in Terneuzen om 11.00 uur HW en om 17.00 uur LW.
Het is op 14 april eerste kwartier. De getijgegevens uit de kaart 1803 zijn overgenomen in het plaatje.
Op welk tijdstip op 16 april begint de zandplaat theoretisch droog te vallen?
Maak gebruik van de 1/12de-regel.Correct
Incorrect
De situatie is: doodtij (twee dagen na eerste kwartier) ofwel de hoogwaterstand is 4,4 meter en de laagwaterstand 0,8 meter boven LAT.
Verder alles berekenen in decimeters!
Het verval is 44 dm – 8 dm = 36 dm
Maak hier een schetsje van (zie plaatje).We verdelen de ruimte tussen HW en LW in 12 stukjes. Elk stukje is: 36 dm : 12 = 3 dm
We “dikken” de streepjes 1/12, 2/12, 3/12, 3/12, 2/12 en 1/12 en zetten de tijd erbij van de dan geldende waterstanden.
Teken nu de ondiepte (droogvallend 2,6 meter boven LAT) en zie wanneer de deze boven water komt (vanaf 14.00 uur).
-
Vraag 20 van 28
20. Vraag
1 puntenStaande op het voordek van een polyester jacht neemt u met een verrekijker met ingebouwd peilkompas een peiling van een punt op de wal.
Volgens de deviatietabel van uw vaste stuurkompas heeft u met de voorliggende koers een deviatie van 2 graden.
Moet u bij de peiling met de verrekijker rekening houden met de deviatie van uw stuurkompas en zo ja, hoe groot is deze dan?Correct
Incorrect
U staat nooit precies op dezelfde plek om een peiling met een handpeilkompas uit te voeren.
Daarom gaan we ervan uit dat de deviatie gelijk is aan 0 graden. -
Vraag 21 van 28
21. Vraag
2 punten
De Ware koers is 220° en de variatie 2° west. Gebruik de hier afgebeelde stuurtafel.
Wat is de kompaskoers?Correct
Incorrect
Ware koers is 220°. Variatie 2° west.
We moeten rekenen van rechts naar links: WK = 220°KK dev MK var WK
222 + 0 = 222 -2 = 220
De Kompas koers is dus 222°.
-
Vraag 22 van 28
22. Vraag
3 punten
Vanaf de havenuitgang van Makkum stuurt u kompaskoers 265°. Er staat een matige zuidenwind. De drift wordt geschat op 4°. De variatie is 2° oost. Er staat geen stroom. Gebruik de hier afgebeelde stuurtafel. Wat is de koers die in de kaart moet worden afgezet om de gegiste positie in de kaart te kunnen bijhouden?Correct
Incorrect
Kompaskoers is 265°. Er staat een zuidenwind. De drift is 4°. De variatie is 2° oost. Er staat geen stroom.Met zuidenwind en een koers van 265° zal de drift + zijn.
De variatie is oost dus zal + zijn.
Stroom is o.KK dev MK var WK drift BWK stroom GrK
265 +1 = 266 +2 = 268 + 4 = 272 + 0 = 272
-
Vraag 23 van 28
23. Vraag
3 punten
Op stromend water wilt u een haven aanlopen. U dient daartoe een grondkoers te varen van 122°. De stroomrichting is oost en u wordt daardoor 10° weggezet. De variatie is 4° west. Gebruik de hier afgebeelde stuurtafel.
Welke kompaskoers moet u sturen om de haven aan te lopen?Correct
Incorrect
Grondkoers is 122°.
De stroomrichting is oost en u wordt daardoor 10° weggezet.
Variatie is 4° west (dus – 4).
Welke kompaskoers?Bij een koers van 122 en een stroom naar het oosten, wordt u naar bakboord gezet (dus is een – )
We moeten rekenen van rechts naar links:
KK dev MK var WK drift BWK stroom GrK
138 – 2 = 136 – 4 = 132 + 0 = 132 – 10 = 122
-
Vraag 24 van 28
24. Vraag
1 puntenWat betekent op uw GPS de afkorting ‘SOG’ ?
Correct
Incorrect
SOG: speed over ground.
Dus: berekende snelheid over de grond.
-
Vraag 25 van 28
25. Vraag
4 puntenVoor het maken van de volgende vraagstukken moet u gebruik maken van het kaartfragment van kaart 1810 (Markermeer) respectievelijk kaart 1811 (Waddenzee). Gebruik de variatie die in de kaart staat en voor zover van toepassing van de in de vraag weergegeven stuurtafel.
Gebruik de bijgaande deviatietabel.
U vaart ergens op het Markermeer in de richting van Warder. Op uw stuurkompas leest u een kompaskoers af van 316°. U peilt achtereenvolgens op datzelfde stuurkompas de lichtopstand van Edam op 300° en de lichtopstand van Marken 212°.Op welke positie bevindt U zich op het moment van de peiling?
Noteer het antwoord zoals hier als voorbeeld wordt weergegeven:
52 graden en 36,3 minuten N / 5 graden en 4,2 minuten E
- (52 graden en 29,3 minuten N / 5 graden en 10,1 minuten E, 52 graden en 29,2 minuten N / 5 graden en 10,1 minuten E, 52 graden en 29,4 minuten N / 5 graden en 10,1 minuten E, 52 graden en 29,3 minuten N / 5 graden en 10,2 minuten E, 52 graden en 29,2 minuten N / 5 graden en 10,2 minuten E, 52 graden en 29,4 minuten N / 5 graden en 10,2 minuten E, 52 graden en 29,3 minuten N / 5 graden en 10,0 minuten E, 52 graden en 29,2 minuten N / 5 graden en 10,0 minuten E, 52 graden en 29,4 minuten N / 5 graden en 10,0 minuten E, 52 graden en 29,3 minuten N / 5 graden en 10 minuten E, 52 graden en 29,2 minuten N / 5 graden en 10 minuten E, 52 graden en 29,4 minuten N / 5 graden en 10 minuten E)
Correct
Incorrect
Gebruik de bijgaande deviatietabel.
Kompaskoers is 316° (dus de deviatie volgens de tabel is: + 1).De gepeilde gegevens zijn ‘kompas peilingen’. Deze moeten worden omgerekend naar ‘ware peilingen’.
KP dev MP var WP
Edam 300 + 1 = 301 – 2 = 299
Marken 212 + 1= 213 – 2 = 211
Draai de plotter op 299° en leg deze op de manier zoals u dat hebt geleerd op de kaart, zodat de rand ervan langs de lichtopstand van Edam ligt.
Trek een dunne lijn op de kaart.
Doe hetzelfde met de lichtopstand van Marken, maar dan op 211°.Meet nu de coördinaten.
Juiste antwoord is: 52 graden en 29,3 minuten N / 5 graden en 10,1 minuten E
Als u als uitkomst heeft: 52 graden en 29,(1 of 4) minuten N / 5 graden en 10,(0 of 2) minuten E , dan is dat ook goed. -
Vraag 26 van 28
26. Vraag
2 puntenU ligt met uw motorboot in de Vluchthaven bij gemaal ‘De Blocq van Kuffeler’ en u wilt naar Hoorn. U vaart om precies 9.00 uur in de haveningang. Het is windstil. U leest op uw GPS af: POS 52°25’.500 N 005°13’.800 E / COG 335° / SOG 12,0 km/h (N.B. uw GPS staat niet ingesteld op Mijlen per uur maar op Kilometers per uur!). U vaart in een rechte lijn. De COG blijft 335°. De GPS geeft al die tijd geen XTE aan.
Hoe groot is de afstand in kilometers (en tienden daarvan) tot het licht (Iso 4s) van Hoorn om 11.00 uur?
Noteer het antwoord zoals hier als voorbeeld wordt weergegeven: 3,1 (voor 3,1 km)
- (1,7, 1,75, 1,8, 1,9, 2, 2,1)
Correct
Incorrect
U ligt met uw motorboot in de Vluchthaven bij gemaal ‘De Blocq van Kuffeler’ en u wilt naar Hoorn. U vaart om precies 9.00 uur in de haveningang. Het is windstil. U leest op uw GPS af: SOG 12,0 km/h. U vaart in een rechte lijn.
Hoe groot is de afstand in kilometers tot het licht (Iso 4s) van Hoorn na twee uur varen?
De koerst die u op de GPS afleest is de koers over de grond, deze is 335°.
U zult zien dat deze koers u bijna recht op Hoorn afstuurt.
U vaart 12 km/uur, dus na 2 uur heeft u 24 km gevaren.
Deze kunt u met de passer uitmeten (4 maal 6 km: af te meten op de verticale rand op de km-schaal).
U kunt nu met de passer de afstand opmeten, deze is tussen de circa: 1,7 en de 2 km (dit hangt af van de kaart die u gebruikt). Er blijken 2 kaartversies te bestaan van het Markermeer. Bij deze kaarten zijn bij het afdrukken ervan afwijkingen gevonden in de verhouding tussen de horizontale en verticale afstanden. -
Vraag 27 van 28
27. Vraag
4 puntenU vaart vanuit zee over de rede van Den Helder richting Texelstroom. Als u bij boei T1 (52°58’N / 4°44′,6 E) bent, zet u de koers uit naar de cardinale boei T 11/GVS 2 (52°59′,9 N / 4°49′,1 E). De stroomrichting is 070° en de stroomsnelheid is 1,5 mijl per uur. Uw snelheid door het water is 5 mijl per uur.
Het is windstil.
Wat is de ware koers?Noteer het antwoord zoals hier als voorbeeld wordt weergegeven: 15 (voor 15°)
- (50, 51, 52)
Correct
Incorrect
Van boei T1 naar boei T 11/GVS 2
De stroomrichting is 070°, stroomsnelheid is 1,5 mijl per uur.
Snelheid door het water is 5 mijl per uur.
Wat is de ware koers?Om te voorkomen dat uw passer te klein is voor deze berekening, rekenen we alles per half uur.
Teken vanaf boei T1 in de richting van 70° de stroom met een lengte van 0,75 mijl ( namelijk 1,5/2=0,75).
Teken een lijn vanaf T1 1 naar T11 (dat is de grondkoers).
De logsnelheid is 5 knopen ofwel 2,5 mijl/half uur.
Pas op de verticale kantlijn 2,5 mijl af, zet één passerpunt op de punt van de stroompunt en de andere op de Grondkoers.
Meet nu met de plotter de BWK.Er is geen sprake van wind, dus de BWK is in dit geval gelijk aan de Ware Koers (WK) = 51°.
Als u als uitkomst heeft: 50° of 52°, dan is dat ook goed..
-
Vraag 28 van 28
28. Vraag
2 puntenGebruik het kaartfragment van de Waddenzee.
Zoek de groene ton B5A (ongeveer: 53°0′,8 N / 4°55′,1 E) en groene ton T7 (52°58′,7 N / 4°48′,1 E). Trek een lijn tussen de B5A en T7.
Gebruik de getijgegevens die in deze vraag zijn afgebeeld.Het is twee dagen na Volle Maan.
Hoeveel water staat er tijdens hoogwater op het ondiepste punt op de lijn die u heeft getrokken? Geef uw antwoord in decimeters.Noteer het antwoord zoals hier als voorbeeld wordt weergegeven: 27 (voor 27 dm)
Correct
Incorrect
Het ondiepste deel is 0,4 dm boven LAT.
Het is twee dagen na volle maan, dus het is springtij en dan staat er tijdens hoogwater 37 dm water boven LAT.
Teken de LAT-lijn, de ondiepte (droogvallend) en de HWS-lijn.
Aangezien de ondiepte 4 dm boven LAT ligt zal bij Hoog Water Spring (HWS) op deze plek nog 33 dm beschikbaar zijn.