0 van 41 vragen beantwoord
Vragen:
Veel succes!
U heeft de quiz al eerder gemaakt. Daarom kunt u de quiz niet nog eens maken.
De quiz wordt geladen…
Je moet een account aanmaken of inloggen om de quiz te beginnen.
De volgende quiz moet afgerond zijn alvorens deze te beginnen:
0 van 41 vragen correct beantwoord
Tijd voorbij
U heeft 0 van 0 punten gehaald (0)
Om te slagen moet u tenminste 56 punten behalen.
Een motorboot vaart met een snelheid van 40 km/uur, waar de maximaal toegestane snelheid 6 km/uur is.
De bestuurder van een ander schip is al meermalen aangehouden met 1,8 promille alcohol in zijn bloed.
Van wie kan het vaarbewijs worden ingenomen?
Artikel 35a
Vaarbewijzen die zijn ingevorderd worden onverwijld overgedragen aan de officier van justitie. De officier van justitie is bevoegd ingevorderde vaarbewijzen onder zich te houden totdat de veroordeling onherroepelijk is geworden of, indien de bevoegdheid tot het voeren van schepen onvoorwaardelijk is ontzegd, tot het tijdstip waarop de ontzegging is verstreken, indien:
a. bij onderzoek is gebleken of, bij ontbreken van een dergelijk onderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van degene die een schip voert of stuurt, hoger is dan 785 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van zijn bloed hoger blijkt te zijn dan 1,8 milligram alcohol per milliliter bloed;
b. met een zodanige snelheid is gevaren dat ernstig gevaar voor de veiligheid van personen of goederen is ontstaan; of
c. op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw in de een fout zal gaan.
(Dit artikel is hier verkort weergegeven)
Welk reglement is van kracht op het Kanaal van Gent naar Terneuzen?
Op het Kanaal van Gent naar Terneuzen is het Scheepvaartreglement van het Kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT) van toepassing.
Wat is volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) de minimum leeftijd om een motorboot van 6 meter met kajuit te mogen besturen?
Een schip mag niet varen, indien het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam persoon.
Voor deze persoon geldt:
a. een minimum leeftijd van 18 jaar voor het sturen van een snelle motorboot;
b. een minimum leeftijd van 16 jaar:
1°. voor het sturen van een groot schip,
2°. voor het sturen van een klein motorschip niet zijnde een snelle motorboot en niet zijnde een klein open motorschip met een lengte van minder dan 7 m waarvan de hoogst bereikbare snelheid ten opzichte van het water niet meer is dan 13 km per uur en
c. een minimum leeftijd van 12 jaar voor het sturen van een klein open motorschip met een lengte van minder dan 7 m waarvan de hoogst bereikbare snelheid ten opzichte van het water niet meer is dan 13 km per uur.
Dus voor het sturen van een motorschip, dat niet sneller kan varen dan 20 km/uur en voorzien is van een kajuit, geldt een minmum leeftijd van 16 jaar.
LET OP: verwar de roerganger niet met de schipper/gezagvoerder.
De roerganger is degene die stuurt en de schipper/gezagvoerder is de verantwoordelijke van het schip.
U ziet een vaartuig dat drie lichten boven elkaar voert (boven en onder rood en middelste wit) en u ziet een groen en een wit licht los van elkaar.
Zie het plaatje.
Wat betekent dit volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR)?
Een varend schip dat wegens de uitvoering van werkzaamheden in het vaarwater beperkt is in zijn mogelijkheden om voor andere schepen uit te wijken moet, behalve de tekens bedoeld in artikel 3.08 (zie hier onder), voeren:
’s nachts: drie heldere of gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn met een onderlinge afstand van ongeveer 1 m, op een zodanige hoogte dat zij van alle zijden zichtbaar zijn, het bovenste en het onderste rood en het middelste wit.
Een alleenvarend groot motorschip moet ’s nachts voeren:
a. een toplicht op het voorschip;
b. boordlichten;
c. een heklicht op het achterschip.
Een alleenvarend groot motorschip mag ’s nachts op het achterschip een tweede toplicht voeren op een grotere hoogte dan het toplicht op het voorschip.
(Deze artikelen zijn hier verkort weergegeven)
Samenvattend:
Een beperkt manoeuvreerbaar schip, zoals een baggerschip, moet:
– drielichten boven elkaar voeren (boven en onder rood en middelste wit)
Als het vaart moet het eveneens de normale navigatielichten voeren:
– toplicht(en);
– heklicht;
– boordlichten.
U ziet een vaartuig dat als dagteken een vlag voert dat er uitziet zoals in het plaatje staat weergegeven.
Wat is volgens het BPR de betekenis hiervan?
1 Een schip dat gebruikt wordt bij het duiken moet als bijkomend teken voeren: de internationale seinvlag «A» dan wel een replica daarvan vervaardigd van niet buigzaam materiaal, op een zodanige hoogte en op een zodanige wijze dat deze van alle zijden zichtbaar is.
2 Het bijkomende teken, bedoeld in het eerste lid, mag ook worden getoond bij duikwerkzaamheden die vanaf de wal worden uitgevoerd.
(Dit artikel is hier verkort weergegeven)
U hoort vanaf een schip het geluidssein: één maal lang gevolgd door twee maal kort.
Moet of mag een klein schip dit sein kunnen geven en welk sein is dit volgens het BPR?
Artikel 4.02. Geven van geluidsseinen
Lid 1. Een groot schip moet ter voorkoming van aanvaring zo nodig geluidsseinen geven.
Lid 2. Een klein schip moet ter voorkoming van aanvaring zo nodig het attentiesein, het sein «Ik kan niet manoeuvreren» en zo nodig het noodsein, geven en het mag de overige geluidsseinen uit de afdeling A en diverse seinen bij slecht zicht geven.
Lid 3. Een klein schip mag niet de manoeuvreerseinen, vermeld in de afdelingen B, C, D en E, geven.
In afdeling A staan: ALGEMENE SEINEN
Geluidsseinen die niet mogen worden gegeven door kleine schepen:
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
In deze vraag betekent het sein: Ik ga keren en daarna bakboord uit.
Dit sein mag niet door kleine schepen worden gegeven (zie afdeling D).
U bent schipper en hebt een marifoon aan boord. Een van de bemanningsleden is in het bezit van het daarvoor benodigde certificaat, maar u niet. Mag u via deze marifoon aan een medeschipper vertellen bij welk opleidingsinstituut u het certificaat hebt gehaald en dat dit zo goed is bevallen?
Artikel 4.05. Gebruik van en uitrusting met marifoon
Lid 2. Een schip mag bij gebruik van de marifoon geen mededelingen doen, die niet in dit reglement zijn voorgeschreven of toegelaten.
(Dit artikel is hier verkort weergegeven.)
Samengevat:
In deze vraag ging het om een reclameboodschap………..
Het is niet toegestaan om reclameboodschappen, schuttingtaal enzovoort te bezigen in het marifoonverkeer.
Twee kleine zeilschepen Ylva en Tieme varen op tegengestelde koersen op de Oude Rijn. Zie plaatje.
Wat bepaalt het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) over deze situatie?
Lid 6.Indien twee kleine zeilschepen elkaar zodanig naderen op tegengestelde koersen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, het schip dat over stuurboordsboeg ligt voorrang verlenen aan het schip dat over bakboordsboeg ligt.
(Dit artikel staat hier verkorte weergegeven.)
Wat is juist ten aanzien van de afgebeelde verkeerstekens?
Betekenis bord A.2: Voorbijlopen verboden.
Betekenis bord A.4: Ontmoeten en voorbijlopen verboden.
Voorbijlopen is inhalen.
Ontmoeten is elkaar op tegengestelde koers voorbij varen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme en klein schip Rijk.
Wat is hier van toepassing?
Artikel 6.16. Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 3. Een klein schip moet bij het uitvaren van een haven voorrang verlenen aan een groot schip.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein zeilschip Carina, roeiboot Tieme en klein motorschip Ylva.
Sleep in de juiste volgorde, van boven naar beneden, wie hier voorrang heeft.
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 2. Indien de koersen van twee schepen elkaar kruisen, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Lid 9. Indien de koersen van een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar kruisen, moet het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip. (Dit reglement geldt niet voor schepen die de stuurboordszijde van het vaarwater volgen).
Toelichting:
Dit artikel is niet van toepassing: bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater of tussen een veerpont en een ander schip.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Op het examen zou dit een ander type sleepvraag zijn. Kijk hier hoe je deze vraag op het examen moet slepen.
Dan moet je de cijfers met je vinger over het scherm verslepen.
U nadert een doorvaartopening van een beweegbare brug.
Wat is, volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), hierbij van toepassing ?
Artikel 6.26. Doorvaren van beweegbare bruggen
lid 3. Bij het naderen, op een wachtplaats en bij het doorvaren van een beweegbare brug:
e. mag een schip zonder toestemming van de bevoegde autoriteit geen brandstof innemen.
(Dit artikel is hier verkort weergegeven.)
Hier volgen twee vragen over het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Vraag I: U vaart bij slecht zicht niet op radar. U bemerkt een ander schip, maar kan daar geen marifooncontact mee krijgen.
Mag u in het vaarwater blijven varen?
Artikel 6.33. Niet op radar varende schepen (bij slecht zicht)
lid 1. Voor een schip en een samenstel die niet op radar varen geldt:
d. Wanneer het schip andere schepen bemerkt waarmee geen marifooncontact tot stand komt moet het:
Vraag II: Mag een schip tijdens slecht zicht op het Hollandsch Diep zonder radar blijven varen?
Het Hollandsch Diep staat vermeld in Bijlage 9 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Artikel 6.29. Algemene bepalingen voor het varen bij slecht zicht
Lid 3. Op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen moet een schip bij slecht zicht op radar varen. Op deze vaarwegen moet een schip dat niet op radar kan varen op de dichtstbijzijnde daarvoor geschikte plaats gaan stilliggen.
(Dit artikel is hier verkort weergegeven.)
U ziet een schip zoals hier op het plaatje staat weergegeven.
Wat is hiervan volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) van toepassing?
Artikel 7.07. Ligplaats nemen in de nabijheid van schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Lid 1. Een schip mag geen ligplaats nemen binnen de afstanden ten opzichte van een ander schip, een duwstel of een gekoppeld samenstel, zoals hieronder wordt bepaald:
a. binnen 10 m van een schip, een duwstel of een gekoppeld samenstel dat het teken bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, voert;
Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Lid 1. Een schip dat bepaalde brandbare stoffen vervoert moet, teneinde dit kenbaar te maken, als bijkomend teken voeren:
a. ’s nachts: een blauw licht;
b. overdag: een blauwe kegel met de punt naar beneden.
Dit teken moet op een geschikte plaats en op een zodanige hoogte worden gevoerd, dat het van alle zijden zichtbaar is.
Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.
Waar is het volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) toegestaan om te zwemmen?
Artikel 8.08. Watersport zonder schip
Lid 2. Zwemmen, watersport zonder gebruik te maken van een schip en onderwatersport zijn verboden:
a. op een wachtplaats of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw;
b. in gedeelten van de vaarweg bestemd voor de doorgaande scheepvaart;
c. in routes van veerponten;
d. in havens en nabij de ingangen daarvan;
e. in de nabijheid van meergelegenheden;
f. in gebieden aangewezen voor snelvaren of waterskiën;
g. in de door de bevoegde autoriteit aangewezen gebieden.
Op de in bijlage 15, onder a, vermelde vaarwegen mogen kleine schepen niet kruisen.
Voor welke schepen is dit artikel bedoeld?
Artikel 9.04. Kleine schepen
Lid 3. Op de in bijlage 15, onder a, vermelde vaarwegen is het niet toegestaan het vaarwater op te kruisen.
Er staat nergens vermeldt dat er op dit artikel uitzonderingen van toepassing zijn.
U vaart op een vaarwater waar het Rijnvaartpolitieregelement (RPR) van toepassing is.
U ziet een vaartuig met borden zoals hier op het plaatje in zwart/wit staan weergegeven.
Welke kleuren hebben deze borden?
niet vrije zijde
vrije zijde
Voorbijvaren aan de vrije zijde toegestaan zonder snelheidsvermindering.
Klein zeilschip Ylva wil klein zeilschip Carina voorbijlopen (zie plaatje).
Wat schrijft het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) voor over deze situatie?
RPR:
Artikel 6.02a. Vaarregels voor kleine schepen onderling
Lid 4. Een klein zeilschip moet een ander klein zeilschip aan loef voorbijlopen. Loef is aan de zijde tegenover het gezette grootzeil.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Uw stuurautomaat is gekoppeld aan een kompas.
Hoe vaart uw boot verder als het door een windvlaag van koers is geraakt?
De boot zal de ingestelde, dus de oorspronkelijke, kompaskoers volgen.
Welke van de onderstaande bewering is juist?
De blussende werking van schuim berust op afdekking (zuurstof wegnemen) en in geringe mate op afkoeling. De meest toegepaste schuimblussers zijn de zogeheten sproeischuimblussers die door een aanpassing in de spuitmond elke druppel uitstromende vloeistof onderbreken met lucht.
Wat zijn de voor- en nadelen tussen een ronde – en een hoefijzervormige reddingsboei (zie plaatje)?
Een ronde reddingsboei is, door zijn vorm, gemakkelijker te werpen. De drenkeling drukt de boei aan één kant omlaag, zodat de boei over hem heen kiept. De drenkeling gaat met zijn armen door de boei.
Voor een lenige drenkeling is dat eenvoudig, maar iemand met minder lenigheid is dat al gauw erg moeilijk.
Een hoefijzervormige reddingsboei is flexibeler. Omdat de boei aan één kant open is, kun je er makkelijk in, ook als de drenkeling niet zo lenig is.
Een hoefijzervormige reddingsboei heeft de mogelijkheid van een drijflicht. Als de boei klaar hangt om te gebruiken hangt het licht altijd ondersteboven.
Het lampje gaat vanzelf branden als het rechtop in het water drijft.
U wilt voor uw schip een gaskachel installeren.
Waar moet u, gezien vanuit de veiligheid, extra op letten?
Gas is zwaarder dan lucht. Hierdoor zal, bij het uitwaaien van de vlam zonder thermisch slot, gas naar het laagste punt van het schip vloeien.
Dit kan erg gevaarlijk zijn.
Aan boord moet daarom elk gasapparaat zijn voorzien van een thermisch slot.
Met een thermisch slot zal, als de vlam uitgaat, het gas automatisch worden afgesloten.
Een gassensor geeft een alarmsignaal, maar sluit het gas niet af.
Een rubber ring kan gaslekkage voorkomen, maar daar zijn ook andere oplossingen voor.
.
Welke van de onderstaande bewering voor een pleziervaartuig is juist?
Regeling lozen buiten inrichtingen in verband met eisen aan een zuiveringsvoorziening voor het lozen van toiletwater vanaf een pleziervaartuig
In deze regeling staat uitgebreid waar een zuiveringsvoorziening aan moet voldoen.
§ 2.5. Lozen van gezuiverd toiletwater door een pleziervaartuig
Poep en pies mogen worden geloosd, mits deze eerst door een zuiveringsvoorziening is gezuiverd.
§ 2.6. Lozen van uitsluitend urine door een pleziervaartuig
Artikel 2.35
In afwijking van § 2.5 gelden er geen eisen aan een zuiveringsvoorziening als uitsluitend urine kan worden geloosd.
(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
Samenvattend:
Urine mag worden geloosd, mits er voorzieningen zijn getroffen opdat poep niet kan worden geloosd, tenzij poep eerst door een zuiveringsvoorziening wordt gezuiverd.
Dit mag omdat in urine normaliter geen bacteriën zitten.
Op het examen wordt gebruik gemaakt van de woorden “poep en pies”. Dit omdat iedereen dan weet waar het over gaat.
Een schip vaart in het SIGNI-betonningssysteem binnen de betonning een haven uit. Zie plaatje.
Klopt het plaatje dat hier is afgebeeld en zo nee, wat klopt er niet?
De betonningsrichting in het SIGNI-betonningssysteem is van de “berg” naar de “zee”. Dus op een rivier is dat in de richting van het stromende water. In de betonningsrichting varend is rechts de rechter oever en links de linker oever. Dat blijft ook als je tegen de stroom in vaart. In dat geval heb je links de rechter oever en rechts de linker oever.
Op de rechter oever liggen de stompe rode tonnen en op de linker oever de kegelvormige groene tonnen.
De nummering van de betonning is tegen de betonningsrichting in (dus tegen de stroom in).
De rode tonnen hebben een even nummer en de groene een oneven nummer. (Dat staat op het plaatje van deze vraag fout afgebeeld).
Als je een nevenwater, bijvoorbeeld een haven, uitvaart; vaar je van de “berg” naar de “zee”.
In de Randmeren is de Hollandse brug de “berg”. De Hollandse brug is de eerste brug waar je onderdoor vaart als je vanaf Amsterdam de Randmeren opvaart.
U nadert een sluis en ziet op een paal drie rode lichten (zie plaatje).
Wat wil de sluiswachter met deze lichten aangeven?
Spui- en inlaattekens
U ziet bij een brug een zogenaamde hoogteschaal. Zie het plaatje. Hoeveel onderdoorvaarthoogte wordt er aangegeven?
Een geel-zwarte hoogteschaal bij een brug geeft de actuele brughoogte ten opzichte van het waterpeil aan.
De doorvaarthoogte is de kleinste verticale afstand tussen de onderkant van de brug en het wateroppervlak.
De beschikbare doorvaarthoogte is het aantal meter- plus het aantal decimeterblokken boven de waterlijn.
Bij deze vraag is dat dus 7,70 meter.
Het is de verantwoordelijkheid van de schipper om te bepalen hoeveel marge hij ten opzichte van de werkelijke doorvaarthoogte wil aanhouden.
Met de tekens A.10 of D.2 of met het referentieteken G.5.1b is aan te geven over welke breedte deze kleinste afstand geldt.
De tekens A.10 en D.2 hebben bovendien nog een extra betekenis.
U ziet in het vaarwater een peilschaal. Zie het plaatje.
Hoe hoog staat het water?
Algemeen geldt:
De cijfers op de peilschaal in deze vraag lopen, naar beneden omhoog. Dus het water staat onder NAP.
In dit geval is de waterstand dus 2,60 meter onder NAP.
U vaart met een staande mast, hoogte 8 meter boven water, op de Maas bij Roermond.
U nadert de Maasbrug. Zie plaatje.
Op de peilschaal in het kanaal leest u af dat de ware waterstand op dit moment NAP + 13,10 meter is.
Hoeveel ruimte heeft u bij onderdoorvaart tussen brug en topje van de mast?
Onze ervaring is dat u het beste een schetsje op een kladpapiertje kunt maken.
Voor de volgorde heeft elke vaarschool een eigen voorkeur.
Wij geven hier die van ons.
Op de waterkaart, die op het plaatje staat weergeven, kan je het kanaalpeil aflezen (SP= NAP+141 dm) en de brughoogte ten opzichte van het stuwpeil (H=85 dm).
Bij een stuw wordt vaak gesproken over een stuwpeil (SP) in plaats van het kanaalpeil (KP), maar wordt hetzelfde bedoeld.
Bereken alles uit in decimeters (dm), zodat je geen cm optelt bij meters enz.
Stap 1. Trek een lijn die het NAP voorstelt.
Stap 2. Trek een lijn die het kanaalpeil (KP = SP) voorstelt (in dit geval is deze NAP+141 dm) en teken een keurige pijl met de afstand in dm.
Stap 3. Trek een lijn die de ware waterstand (WW) voorstelt (in dit geval NAP + 131 dm) en teken een keurige pijl met de afstand in dm.
Stap 4. U kunt nu de afstand tussen het water en de onderkant van de brug berekenen. Namelijk ware hoogte brug (WH): 85 dm + 10 dm = 95 dm
Stap 5. Trek vanaf de ware waterstand een pijl die de hoogte van het schip voorstelt (HS). Deze is 80 dm lang, dus blijft er nog 15 dm over.
Hierboven vindt u een weerkaartje waar de wind en de tijd staan weergegeven.
De pijlen geven aan waar de wind naartoe waait.
Wat is juist?
Een krimpende wind draait, vanuit de ruimte gezien, tegen de wijzers van de klok in. De barometer zal dalen en de wind zal toenemen.
Een ruimende wind draait, vanuit de ruimte gezien, met de wijzers van de klok mee. De barometer zal stijgen en de wind zal afnemen.
Van 8.00 tot 12.00 uur is de wind krimpend en van 12.00 tot 16.00 uur ruimend met steeds minder wind.
Waar wordt de schaal van Beaufort voor gebruikt?
Schaal van Beaufort geeft de windkracht aan:
1 Windstil
2 Zwakke wind
3 Matige wind
4 Matige wind
5 Vrij krachtige wind
6 Krachtige wind
7 Harde wind
8 Stormachtige wind
9 Storm
Wat is juist ten aanzien van het afgebeelde verkeersteken?
Verboden schepen te water te laten en uit het water te halen.
Wat is juist ten aanzien van het afgebeeld verkeersteken?
Bord E.8:
Plaats om te keren (hierbij zijn van toepassing: artikelen 6.13, lid 7 en 7.02, lid 1, onder i)
Artikel 6.13. Keren
Lid 7. Aanduiding van een vak van of een plaats in de vaarweg door het teken E.8 vormt een inlichting, dat schepen aldaar kunnen keren.
Artikel 7.02. Ligplaats nemen (ankeren en meren)
Lid 1. Een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting mogen geen ligplaats nemen:
i. in een vak van of op een plaats in de vaarweg, waar schepen kunnen keren, aangeduid door het teken E.8
(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
U wilt met uw schip, dat voorzien is van een rechtsdraaiende schroef, recht naar achteren varen.
Hoe voert u deze manoeuvre uit?
Een schip met rechtsdraaiende schroef zal achteruit varend met het achterschip naar links uitwijken.
Als je achteruit vaart en je wil het uitwijken naar links compenseren met het roer, dan moet het roer naar stuurboord worden gezet.
Wat is de beste manier om te ankeren?
Vaar tegen de stroom of de wind en probeer zo stil mogelijk te liggen ten opzichte van de bodem van het water.
Laat het anker langzaam het water in glijden en vaar als het anker de grond aanraakt langzaam naar achter.
Tijdens dit naar achteren varen geeft u steeds meer ankerlijn.
De lengte van de ankerlijn is normaliter 4 maal de diepte van het water.
Zet deze lijn goed vast.
Hang een ankerbal op het voorschip en bij nacht ook een rondom schijnend licht.
Voer nu een ankerpeiling uit en herhaal dat af en toe.
Waar moet u rekening mee houden als u met uw kleine schip een diepgeladen groot schip wil voorbijlopen. Zie plaatje.
Je krijgt vanaf deze situatie eerst te maken met een volgstroom, waardoor de snelheid wordt verhoogd.
Na deze volgstroom krijg je te maken met de hekgolf, waardoor je gevaarlijk aan mee kan worden gesurfd.
Je denkt nu gemakkelijk dat je snel voorbij het schip kan zijn………..
Daarna krijg je te maken met de retourstroom, waardoor de snelheid flink zal afnemen en je naar het grote schip kan worden gezogen.
In een smal vaarwater is dit een onverantwoorde manoeuvre.
Waar moet een fender, ook wel wrijfhout genoemd, in de sluis aan voldoen?
Wrijfhout mag niet kunnen zinken.
Als dat wel het geval zou zijn dan kunnen deze tussen de deuren van de sluis geraken. In die situaties moeten duikers er aan de pas komen om het wrijfhout op te duiken.
Voorbeelden zijn: autobanden of fenders die lek zijn en waar alle lucht uit is.
Wat zijn de nadelen om een drenkeling bovenwinds of juist tegenwinds te benaderen?
Bovenwindse benadering
Met een motorboot kan je de drenkeling het beste bovenwinds benaderen.
Als er stroom staat vaar je tegen de stroom langzaam naar de drenkeling. Tegen de stroom is namelijk het schip beter te besturen.
Als je met de stroom mee zou varen is de snelheid ten opzichte van het water lager en daardoor luistert het schip slechter naar de roerstand. Tegen de stroom in varend luistert het schip beter naar de roerstand.
Het grote voordeel van deze manier is dat je de drenkeling kan benaderen met een stilstaande schroef.
Tot windkracht 3 a 4 is dat goed te doen. Door de wind drijft het schip vanzelf naar de drenkeling .
Pas hierbij op dat, als de wind vat op het schip krijgt en je teveel snelheid maakt, je de drenkeling voorbij kan varen of er zelfs overheen kan varen.
Tegenwindse benadering
Hierbij vaar je langzaam tegen de wind naar de drenkeling toe. Je kan met draaiende schroef het schip goed in positie houden.
Het nadeel hiervan is dat de schroef moet blijven draaien en dat is gevaarlijk voor de drenkeling.
Wat is verder van belang
Haal de drenkeling bij voorkeur met een trap aan boord. Als dat niet kan dan is het erg moeilijk om de drenkeling aan boord te krijgen. Ook als je met twee personen de drenkeling probeert binnen te halen, zal je zien dat dit erg zal tegenvallen. Een drenkeling is zwaar en mogelijk ook vermoeid of bewusteloos.
Indien jouw schip is uitgerust met een zeereling, kunt je de drenkeling het beste over de borst aan boord hijsen. Hijs de drenkeling onder de zeereling door. Let er op dat het reddingsvest niet ergens achter blijft haken of dat de drenkeling, door de paniek, jou het water intrekt.
Bij een schip zonder zeereling kan je de drenkeling het beste met zijn rug naar het schip naar binnen hijsen. De drenkeling kan dan, als hij hoog genoeg is, op het gangboord zitten.
U wilt zonder hulp van anderen met behulp van een middenbolder aanleggen.
Uw schip heeft geen boeg- of hekschroef en er staat geen wind.
Wij leggen u twee mogelijkheden voor. Zie plaatje.
Manier I: u vaart voorzichtig naar de wal en maakt als eerste een lijn vast zet daarna de schroef in zijn achteruit.
Manier II: u vaart voorzichtig naar de wal en maakt als eerste een lijn vast en zet de schroef in zijn vooruit.
Welke van de twee manoeuvres zijn het uitvoerbaar?
Manier I: is niet veilig of uitvoerbaar. Bij het achteruit zetten van de schroef zal de boeg naar bakboord gaan (dus tegen de wal).
Manier II: is uitvoerbaar.
U wilt aanleggen aan hogerwal.
Wij leggen u twee mogelijkheden voor. Zie plaatje.
Manier I: u vaart voorzichtig achteruit tegen de wind in naar de wal en maakt als eerste een lange lijn vanaf de middenbolder naar de wal.
Manier II: u vaart tegen de wind in naar de wal en maakt als eerste een voorspring naar de wal.
Welke van de twee manoeuvres zijn veilig en uitvoerbaar?
Manieren I en II zijn beide veilig en uitvoerbaar.
Manier I: u vaart voorzichtig achteruit tegen de wind in naar de wal.
Het plan is: als het achterschip bijna bij de wal is zorgt u ervoor dat het schip stilligt en u legt een lange lijn vanaf de middenbolder naar de wal. Nu zet u de motor langzaam in zijn vooruit met het roer naar stuurboord. Het voorschip zal nu naar de wal varen.
Manier II: u vaart tegen de wind in naar de wal.
Het plan is: als het voorschip bijna bij de wal is maakt u een voorspring vast op de wal. U kunt de motor even in zijn “vrij” zetten zodat het schip door de wind in een gunstige positie wordt gebracht. Zet de motor in zijn vooruit met het roer naar stuurboord. Nu zal het voorschip door de spring vanzelf naar de wal worden “getrokken”, waarbij ook het achterschip door de roerdruk naar de wal zal gaan.
U wilt met uw schip wegvaren met behulp van een spring en een boegschroef.
De wind komt van achter.
Wij leggen u twee mogelijkheden voor. Zie plaatje.
U laat in beide gevallen de voorspring staan en zet de motor in de vooruit. Als het achterschip genoeg is verwijderd van de wal geeft u boegschroef naar stuurboord. Daarna kunt u kiezen voor manier I of II.
Plan manier I: u zet het roer naar stuurboord en vaart naar voren weg.
Plan manier II: u zet het roer naar bakboord en vaart naar voren weg.
Welke van de twee manoeuvres zijn veilig en uitvoerbaar?
Manier I: is niet veilig.
Manier II: is veilig.
Toelichting:
Op dit plaatje zie je “de waterbelletjes” aan de kant waar deze door de boegschroef naar toe wordt gestuurd. De boot gaat daardoor juist de andere kant op.