0 van 41 vragen beantwoord
Vragen:
Veel succes!
U heeft de quiz al eerder gemaakt. Daarom kunt u de quiz niet nog eens maken.
De quiz wordt geladen…
Je moet een account aanmaken of inloggen om de quiz te beginnen.
De volgende quiz moet afgerond zijn alvorens deze te beginnen:
0 van 41 vragen correct beantwoord
Tijd voorbij
U heeft 0 van 0 punten gehaald (0)
Om te slagen moet u tenminste 56 punten behalen.
Wie is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de naleving van de inrichtingsvoorschriften van een snelle motorboot?
Artikel 8.01. Registratiebewijs
lid 1. Een snelle motorboot moet ten name van de eigenaar zijn geregistreerd.
lid 2. Het registratiebewijs moet tijdens het varen aan boord aanwezig zijn.
Artikel 8.02. Registratieteken
Een snelle motorboot mag niet deelnemen aan de scheepvaart indien hij niet is voorzien van het toegekende registratieteken.
Artikel 8.03. Inrichting
Een snelle motorboot mag slechts deelnemen aan de scheepvaart indien:
a. de inrichting van het schip en van de motor zodanig is, dat gevaar voor brand of ontploffing en hinder voor de omgeving door rook, damp of walm wordt voorkomen;
b. de afgewerkte gassen door een behoorlijk geluiddempende voorziening worden afgevoerd;
c. de stuurinrichting deugdelijk en doelmatig is;
d. het schip is voorzien van een technische inrichting waardoor bij het onderbreken van de besturing de middelen tot voortbeweging onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen; deze eis geldt niet voor een gesloten binnenbesturing;
e. een reddingsvest onder handbereik voor ieder der opvarenden aan boord is;
f. een deugdelijk brandblusapparaat aan boord is.
Artikel 8.04. Eigenaar
De eigenaar of houder van een snelle motorboot draagt er mede zorg voor dat niet in strijd met de artikelen 8.01, 8.02 en 8.03 wordt gehandeld.
Toelichting: Als je een boot huurt of leent, is de eigenaar mede verantwoordelijk voor de inrichting en de registratie ervan.
De schipper heeft de eindverantwoording.
(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
U vaart van Zierikzee naar Sluiskil.
Hiervoor vaart u via de Oosterschelde door het Kanaal door Zuid-Beverland vervolgens over de Westerschelde en door het Kanaal van Gent naar Terneuzen.
Zie het plaatje.
Met welk scheepvaartreglement of met welke scheepvaartreglementen heeft u onderweg te maken?
Achtereenvolgend:
Waar moet de bestuurder van een snelle motorboot onder andere aan voldoen?
Is het toegestaan om op een klein schip, buiten de normale voorgeschreven navigatieverlichting, extra verlichting te voeren ?
U ziet een schip met twee blauwe kegels die boven elkaar staan geplaatst.
Zie het plaatje.
Wat betekent dit volgens het BPR?
Een schip dat in nood verkeert, mag dat kenbaar maken met lange geluidsseinen of met een reeks kloksignalen.
Hoelang moet het aantal klokslagen volgens het BPR ongeveer duren.
Een klein schip, dat is uitgerust met één marifoon, bevindt zich op een in bijlage 9 van het Binnenvaart Politie Reglement vermelde vaarweg.
Op welk kanaal of kanalen moet dat schip uitluisteren?
Artikel 4.05. Gebruik van en uitrusting met marifoon
Een varend groot schip moet op de marifoon uitluisteren. Het moet op de voor het schip–schip verkeer dan wel voor de nautische informatie aangewezen kanalen de voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke berichten geven.
Op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen moet een groot schip op de kanalen voor het schip–schip verkeer en voor de nautische informatie gelijktijdig uitluisteren. Het schip–schip kanaal is kanaal 10, tenzij een ander kanaal als blokkanaal is aangewezen.
Deze regel is ook van toepassing op een klein schip dat is uitgerust met een marifoon.
Wat is het verschil tussen een opvarend schip en een afvarend schip?
Groot schip Tom en klein schip Nel naderen een engte.
Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk.
Zie het plaatje.
Regelt het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) dit? Zo ja, hoe?
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme en klein schip Rijk.
Wat is hier van toepassing?
Bord: B.9 a Verplichting niet het hoofdvaarwater op te varen, indien daardoor schepen op het hoofdvaarwater zouden worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (artikel 6.16, lid 8)
Artikel 6.16. Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 8. In geval langs een haven voor de uitmonding daarvan een teken B.9 wordt getoond moet een schip dat uit deze haven komt voorrang verlenen aan een schip op het hoofdvaarwater.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een nevenvaarwater en het oversteken van een hoofdvaarwater. Dit artikel geldt ook voor grote schepen ten opzichte van kleine schepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein zeilschip Carina en klein zeilschip Ylva.
Wat is hier van toepassing?
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 6. Indien de koersen van twee kleine zeilschepen kruisen moet, indien zij over verschillende boeg zeilen, het schip dat over stuurboordsboeg ligt VOORRANG verlenen aan het schip dat over bakboordsboeg ligt. Dit artikel is van toepassing als geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt,
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Voorrang verlenen betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
Bij deze vraag varen geen van de schepen stuurboordwal en Carina heeft het zeil over bakboord. Dus heeft Carina voorrang
U nadert een brug en ziet meerdere onderdoorgangen.
Boven één van deze onderdoorgangen ziet u twee gele vierkante borden. Zie plaatje.
Wat is volgens het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) hiervan de betekenis.
Artikel 6.25. Doorvaren van vaste bruggen
Indien boven een doorvaartopening van een vaste brug wordt getoond: het teken D.1a of het teken D.1b wordt aanbevolen bij voorkeur van deze doorvaartopening gebruik te maken.
Bij teken D.1a is de doorvaartopening vrij voor de doorvaart uit beide richtingen.
Bij teken D.1b is de doorvaart uit tegenovergestelde richting verboden.
Hier volgen twee vragen over het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
Vraag I: Mag je volgens het Binnenvaartpolitiereglement met een radarreflector doorvaren als de mist zo dicht is dat je niets meer kan zien?
Artikel 6.29. Algemene bepalingen voor het varen bij slecht zicht
Een schip moet op de dichtstbijzijnde daarvoor geschikte plaats gaan stilliggen, wanneer in verband met de mate van beperking van het zicht, met de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen of met de plaatselijke omstandigheden de vaart niet zonder gevaar kan worden voortgezet.
Dit artikel is dus ook van toepassing als je een radarreflector voert.
Deze vraag gaat over het varen bij slecht zicht op een vaarweg waar het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) geldt.
Het betreft hier een op radar varend schip.
Vraag II: Er dreigt een gevaarlijke situatie en een oproep via de marifoon wordt niet beantwoord.
Moet in dat geval het op radar varende schip een serie kloksignalen geven?
Artikel 6.32. Op radar varende schepen
Wanneer met de andere schepen geen marifooncontact tot stand komt, moet het op radar varende schip:
a. één lange stoot geven, met dien verstande dat een veerpont een lange stoot gevolgd door vier korte stoten moet geven, en dit sein zo dikwijls als nodig is herhalen; en
b. de snelheid verminderen en zo nodig stilhouden.
Bij welke van deze borden mag er, volgens het Binnenvaartpolitiereglement, worden geankerd?
Zie plaatje.
Welke eisen worden gesteld aan een snelle motorboot?
Een snelle motorboot moet lang wachten voor een opening van een brug.
Aan welke regels moet hij zich houden?
Artikel 8.05. Verplichtingen bestuurder
De bestuurder draagt er zorg voor dat de motor van een stilliggende snelle motorboot niet onnodig lang of zonder redelijk doel in werking wordt gehouden.
U vaart waar het Rijnvaartpolitiereglement van toepassing is.
U ziet voor u een boot varen met als teken een zwarte kegel, waarvan de punt naar beneden staat.
Zie plaatje.
Wat is juist?
Kleine motorboot Fin vaart op het hoofdvaarwater en groot schip Lot wil een nevenvaarwater uitvaren.
Zie plaatje.
Wat bepaalt het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) in dit geval?
U heeft een motor welke een gesloten koeling heeft.
Welke maatregelen moet u nemen als de boot naar de winterberging gaat?
Een volledig gesloten koelsysteem haalt geen koeling uit het buitenwater. Er komt dus geen buitenwater in de boot. De motor wordt in dat geval gekoeld door een speciale koelvloeistof. De warme koelvloeistof loopt vanuit de motor door een koelpijp onder de boot welke weer wordt gekoeld door de aanraking met het buitenwater. De koelvloeistof zorgt dat de motor wordt beschermd tegen te hoge temperatuur maar moet ook bestand zijn tegen vorst.
De koelvloeistof die wordt gebruikt voor gesloten koelsystemen is vaak giftig en niet biologisch afbreekbaar. De antivrieswerking in de koelvloeistof verliest met het verstrijken van de tijd zijn werking.
Aangeraden wordt dan ook om de koelvloeistof van uw gesloten koelsysteem elke twee jaar te verversen. Meet geregeld of er nog voldoende koelvloeistof in zit.
Wat is de aanbevolen minimumcapaciteit van een handblusser aan boord van een klein schip?
2 kilogram
Welke mogelijkheden zijn er nog als bij het te water gaan van een drenkeling zijn of haar reddingsvest niet automatisch opblaast?
Als bij het te water gaan van een drenkeling zijn of haar reddingsvest niet automatisch opblaast zijn er nog twee mogelijkheden om het alsnog op te laten blazen.
Mogelijkheid één: trek aan een touwtje rechts-onder het reddingsvest.
Mogelijkheid twee: links boven is een blaaspijpje aangebracht, waarop de drenkeling zelf alsnog met zijn mond het reddingsvest kan opblazen.
Waarmee kan je het beste een gasleiding controleren op lekkages?
De beste en veiligste manier om een lekkage op te sporen is door kwetsbare plaatsen, zoals de aansluiting op de gasfles, met zeepsop te bedekken.
Bij een lekkage zal een zeepbel ontstaan.
Bij een boot met een ingebouwde benzinemotor moeten, voordat deze wordt gestart, extra maatregelen worden getroffen.
Zo moet de motorruimte eerst worden geventileerd.
Op welke manier gaat dat?
Benzinedamp is zwaarder dan lucht en zal zich daarom onder in het motorruim ophouden.
De ventilator mag absoluut geen vonken produceren.
De afzuiging moet daarom vanaf de onderkant van de motorruimte met een vonkvrije ventilator plaatsvinden.
U vaart tegen de betonningsrichting in en komt bij een splitsing van het vaarwater.
Voor u ziet u een scheidingston die onder groen is en boven rood (zie plaatje).
Welke situatie is hier van toepassing?
U vaart tegen de betonningsrichting in, dus naar de bron van het water (de berg).
De rode tonnen liggen op de rechter oever, voor u dus aan bakboordzijde.
Een scheidingston ligt altijd op een plek waar rode en groene tonnen samenkomen.
Zie plaatje.
De scheidingston wijst u door zijn rode bovenkleur naar het hoofdvaarwater.
Om het hoofdvaarwater te volgen moet u hier deze ton dus aan uw bakboordzijde houden.
U ziet op de waterkaart staan een verlichting: LFI 8s.
Zie plaatje.
Hoe ziet dit lichtkarakter er uit?
Dit betreft een groen licht dat elke 8 seconden gedurende ten minste 2 seconden aan gaat.
U ziet bij een brug een zogenaamde hoogteschaal. Zie het plaatje. Hoeveel onderdoorvaarthoogte wordt er aangegeven?
Een geel-zwarte hoogteschaal bij een brug geeft de actuele brughoogte ten opzichte van het waterpeil aan.
De doorvaarthoogte is de kleinste verticale afstand tussen de onderkant van de brug en het wateroppervlak.
De beschikbare doorvaarthoogte is het aantal meter- plus het aantal decimeterblokken boven de waterlijn.
Bij deze vraag is dat dus 9,30 meter.
Het is de verantwoordelijkheid van de schipper om te bepalen hoeveel marge hij ten opzichte van de werkelijke doorvaarthoogte wil aanhouden.
Met de tekens A.10 of D.2 of met het referentieteken G.5.1b is aan te geven over welke breedte deze kleinste afstand geldt.
De tekens A.10 en D.2 hebben bovendien nog een extra betekenis.
U ziet in het vaarwater een peilschaal. Zie het plaatje.
Hoe hoog staat het water?
Algemeen geldt:
In deze vraag lopen de cijfers naar boven omhoog, dus de waterstand is boven NAP.
Dus is de waterstand dus 2,20 meter centimeter boven NAP.
Het “2 meter-maatstreepje” staat onder water.
U nadert een brug en ziet op de waterkaart staan H=22.
Wat betekent dit?
De hoogte van een brug en de diepte van het water worden op een waterkaart vermeldt ten opzichte van het kanaalpeil.
Dit kanaalpeil moet staan vermeld op de waterkaart of staat opgegeven in de wateralmanak.
Tenzij anders staat vermeld, worden deze opgegeven in decimeters.
Wat zal de weersverwachting zijn bij een krimpende wind?
Bij een krimpende wind nadert er een lagedrukgebied.
De barometerdruk zal dalen en er komt slechter weer.
Wat zijn Isobaren?
Isobaren zijn lijnen van gelijke luchtdruk.
Wat is juist ten aanzien van het afgebeelde verkeersteken?
Verplichting de vaarsnelheid te beperken, zoals is aangegeven.
Wat is juist ten aanzien van het afgebeelde verkeersteken?
Toestemming gebruik te maken van spudpalen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst.
U vaart op een schip met een linksdraaiende schroef en u wilt een sluis invaren terwijl de wind van achter komt. Hoe zou u dat het beste kunnen doen?
U heeft een linksdraaiende schroef dus zal bij voorkeur aan stuurboordzijde van de sluis willen aanleggen.
Dus u zult daarbij de trossen van uw stuurboordzijde gebruiken.
De wind komt vanaf de achterzijde in, dus u zal bij voorkeur eerst de achtertros vast maken.
Hoe kan tijdens het ankeren het gieren tegen worden gegaan?
Dit kan door een tweede anker aan de voorkant van het schip toe te passen.
U vaart met een snelle motorboot eerst langzaam en dan steeds sneller.
Wanneer maakt u de meeste golven?
Als een speedboot boven zijn rompsnelheid vaart ontstaan hoge en diepe golven.
Als deze speedboot nog sneller gaat varen, gaat het planeren, waardoor er minder golven ontstaan.
Hoe kan je het beste handelen in een sluis, welke een verval heeft van meer dan 4 meter?
Zorg ervoor dat u voor en achter elk twee trossen heeft klaarliggen.
Als tijdens het stijgen of dalen van het schip de trossen te lang of te kort worden, dan moeten de andere trossen om de volgende bolders worden geslagen.
Op die manier wordt het schip zonder risico aan de kant gehouden.
Wat is het belangrijkste wat u moet doen bij man over boord?
Zorg dat u het roer naar de drenkeling stuurt, waardoor de schroef van de drenkeling weg blijft.
Druk op de Man Over Boord (MOB) knop van de GPS of, als u geen GPS heeft, gooi een joon over boord.
Als de drenkeling GEEN werkend reddingvest aan heeft gooit u een reddingsboei bovenwinds naar de drenkeling (als u die niet voor handen heeft pakt u alles wat daar op lijkt, bijvoorbeeld zitkussens).
Waarschuw de reddingsdienst.
Bij een motorboot benadert u de drenkeling bij voorkeur bovenwinds.
Zet de schroef stil, zodat de drenkeling daar niet mee in aanraking kan komen.
Een klein schip ligt afgemeerd op de manier zoals in het plaatje staat getekend.
De tros (zie rode lijn) is belegd op een bolder achter op de wal en gaat achterlangs de middenbolder op het schip en van daar naar een bolder voor op de wal.
De lijn is niet vastgemaakt op middelbolder maar loopt achterdoor naar de bolders op de wal. Op de wal is deze tros op de bolders vastgemaakt.
Verder is de zwarte lijn vanaf het achterschip dwars uitgezet op een bolder aan de wal.
Wat is juist?
Doordat de rode lijn niet op het schip vast belegd is, heeft het als “spring” weinig effect.
Op het voorschip is geen tros belegd naar de wal. Dus kan deze te veel bewegen ten opzichte van de wal.
Schip ligt dus niet goed vast.
U ligt met uw schip afgemeerd en wilt ontmeren. Zie plaatje.
De wind komt schuin van achteren en u ligt afgemeerd met voor- en achtertros en voor- en achterspring. Welke twee trossen en in welke volgorde zou u als laatste losmaken?
U maakt als eerste de trossen los die “slap” hangen.
Dat zijn in dit geval de achterspring en de voortros.
Daarna maakt u de achtertros los en zal uw schip met de achterkant van de wal komen (zet eventueel even de motor in zijn vooruit).
Als de achterkant voldoende van de wal is vaart u achteruit weg van uw plaats.
Als u ver genoeg bent verwijderd van de wal maakt u de voorspring los en vaart u naar voren weg.
U wilt met uw schip aanleggen aan hoger wal. Zie plaatje.
U heeft de beschikking over een boegschroef en een hekschroef.
Klopt dit plaatje en hoe kunt u hier het beste aanleggen?
Het plaatje klopt, want u gaat aanleggen op hoger wal.
U nadert daarbij de wal ter hoogte waar u wilt aanleggen en stuurt met de boeg- en hekschroef naar stuurboord totdat u bij de wal bent.