Medio 2021 gaat het CBR gebruik maken van een nieuw soort vragen. Bijvoorbeeld: sleep- en hotspotvragen. Hierbij moet je slepen met de antwoorden (net als op het rijbewijsexamen). De vraagstelling zal vereenvoudigd worden en er zal meer worden gewerkt vanuit plaatjes.
Sleep hiervoor de antwoorden met de muis, vanuit de sorteer elementen. Dit doe je door op het sleepelement de linker muisknop in te drukken en hou deze ingedrukt. Je kan nu met de muis het antwoord verslepen. Versleep het antwoord achter de vraag die je wil beantwoorden. Je ziet achter de vraag vanzelf een geel vlak verschijnen. Als je het versleepte antwoord daarbinnen manoeuvreert en de muisknop loslaat, blijft het antwoord staan.
Als je een tablet of een mobiel gebruikt, doe je het slepen met je vinger.
Hier vind je een paar CBR-vragen voor het vaarbewijs “nieuwe stijl”, zoals ik denk dat ze er uit zouden kunnen zien.
Quiz samenvatting
0 van 50 vragen beantwoord
Vragen:
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
Informatie
Dit examen is een voorbeeld van een sleep-en hotspot.
U heeft de quiz al eerder gemaakt. Daarom kunt u de quiz niet nog eens maken.
De quiz wordt geladen...
Je moet een account aanmaken of inloggen om de quiz te beginnen.
De volgende quiz moet afgerond zijn alvorens deze te beginnen:
Resultaten
0 van 50 vragen correct beantwoord
Uw tijd:
Tijd voorbij
U heeft 0 van 0 punten gehaald (0)
Categorieën
- DE BEHANDELING VAN DE VOORTSTUWINGSWERKTUIGEN; VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN MILIEU 0%
- WATERWEGEN; OMSTANDIGHEDEN VAN HET VAARWATER; METEOROLOGIE 0%
- WETTELIJKE BEPALINGEN VOOR ZOVER VAN BELANG VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VAART 0%
-
Dit zijn maar een paar vragen als voorbeeld.
Maak hier complete proefexamens (40 vragen per examen):5 examens deel 1 € 6,50
of
10 examens deel 1 € 11,50
Deze examens zijn het laatst bijgewerkt op 21 februari 2021
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- Beantwoord
- Beoordeling
-
Vraag 1 van 50
1. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein motorschip Carina en klein zeilschip Ylva.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 2. Indien de koersen van twee schepen elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt VOORRANG verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater en tussen een veerpont en een ander schip.
(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Voorrang verlenen betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
-
-
Vraag 2 van 50
2. Vraag
Correct
Incorrect
Artikel 3.09. Tekens van slepen en van motorschepen die assisteren
Lid 1. Het motorschip aan de kop van een sleep bestaande uit grote schepen, alsmede het motorschip dat een groot motorschip, duwstel of gekoppeld samenstel assisteert, moet ’s nachts voeren:
twee toplichten op het voorschip in een verticale lijn.Lid 2. Indien een sleep verscheidene motorschepen bevat die niet in kiellinie varen dan wel verscheidene motorschepen tezamen een motorschip, een duwstel of een gekoppeld samenstel assisteren, moet elk van deze schepen, in plaats van de in het eerste lid bedoelde toplichten, ’s nachts voeren: drie toplichten op het voorschip, in een verticale lijn.
Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Lid 1. Een schip dat bepaalde brandbare stoffen vervoert moet,
teneinde dit kenbaar te maken,
als bijkomend teken ’s nachts voeren: een blauw licht.Artikel 3.18. Bijkomende tekens van schepen die onmanoeuvreerbaar worden
Lid 1 Een schip dat onmanoeuvreerbaar wordt moet, teneinde dit kenbaar te maken, als bijkomende tekens zo nodig ’s nachts tonen:
a. een rood licht waarmee heen en weer wordt gezwaaid. In het geval van een klein schip mag dit een wit licht zijn,
of
b. twee rode gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn.Artikel 3.34. Tekens van beperkt manoeuvreerbare schepen
Lid 1 (a). Een varend schip dat wegens de uitvoering van werkzaamheden in het vaarwater beperkt is in zijn mogelijkheden moet ’s nachts voeren:
drie heldere rondom schijnende lichten in een verticale lijn,
het bovenste en het onderste rood en het middelste wit.(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
-
Vraag 3 van 50
3. Vraag
Correct
Incorrect
Artikel 3.09. Tekens van slepen en van motorschepen die assisteren
Lid 1. Het motorschip aan de kop van een sleep bestaande uit grote schepen, alsmede het motorschip dat een groot motorschip, duwstel of gekoppeld samenstel assisteert, moet ’s nachts voeren:
twee toplichten op het voorschip in een verticale lijn.Lid 2. Indien een sleep verscheidene motorschepen bevat die niet in kiellinie varen dan wel verscheidene motorschepen tezamen een motorschip, een duwstel of een gekoppeld samenstel assisteren, moet elk van deze schepen, in plaats van de in het eerste lid bedoelde toplichten, ’s nachts voeren: drie toplichten op het voorschip, in een verticale lijn.
Artikel 3.10. Tekens van duwstellen
Lid 1. Een duwstel moet ’s nachts voeren:
a. drie toplichten op het voorschip van het voorste schip in de vorm van een gelijkzijdige driehoek (met de punt naar boven).
Verder moet een toplicht op het voorschip van elk ander schip dat van voren over de volle breedte zichtbaar is.
b. boordlichten die moeten zijn geplaatst op het breedste gedeelte van het duwstelc. drie heklichten op de duwboot in een horizontale lijn.Verder een heklicht op elk ander schip dat van achteren over de volle breedte zichtbaar is.
Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Lid 1. Een schip dat bepaalde brandbare stoffen vervoert moet,
teneinde dit kenbaar te maken,
als bijkomend teken ’s nachts voeren: een blauw licht.Artikel 3.16. Tekens van varende veerponten
Lid 1. Een niet-vrijvarende veerpont moet ’s nachts voeren: een groen rondom schijnend licht boven een wit rondom schijnend licht.
Lid 2. De het meest bovenstrooms gelegen ankerschuit of drijver van een veerpont aan een langskabel moet ’s nachts zijn voorzien van een wit helder rondom schijnend licht.
Lid 3. Een vrijvarende veerpont moet ’s nachts voeren:
– boordlichten en een heklicht
en
– als extra een groen rondom schijnend licht boven een wit rondom schijnend licht.Artikel 3.18. Bijkomende tekens van schepen die onmanoeuvreerbaar worden
Lid 1 Een schip dat onmanoeuvreerbaar wordt moet, teneinde dit kenbaar te maken, als bijkomende tekens zo nodig ’s nachts tonen:
a. een rood licht waarmee heen en weer wordt gezwaaid. In het geval van een klein schip mag dit een wit licht zijn,
of
b. twee rode gewone rondom schijnende lichten in een verticale lijn.Artikel 3.34. Tekens van beperkt manoeuvreerbare schepen
Lid 1 (a). Een varend schip dat wegens de uitvoering van werkzaamheden in het vaarwater beperkt is in zijn mogelijkheden moet ’s nachts voeren:
drie heldere rondom schijnende lichten in een verticale lijn,
het bovenste en het onderste rood en het middelste wit.(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
-
Vraag 4 van 50
4. Vraag
Wat is het dagmerk van een passagiersschip dat korter is dan 20 meter?
Correct
Incorrect
Artikel 3.09. Tekens van slepen en van motorschepen die assisteren
Lid 1. Het motorschip aan de kop van een sleep bestaande uit grote schepen, moet overdag voeren: een gele cilinder die aan de bovenzijde en aan de benedenzijde is voorzien van twee banden, zwart en wit, de witte banden aan de uiteinden van de cilinder.
Artikel 3.13. Tekens van kleine schepen
Lid 7. Een klein schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn motor tot voortbeweging gebruikt moet overdag voeren: een zwarte kegel met de punt naar beneden, zo hoog mogelijk, op een plaats waar hij het best kan worden gezien.
Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren
Lid 1 (b). Een schip dat bepaalde brandbare stoffen vervoert moet overdag het teken voeren:
een blauwe kegel met de punt naar beneden.Artikel 3.15. Teken van varende passagiersschepen waarvan de maximale lengte van de romp minder is dan 20 m
Lid 1. Een varend passagiersschip waarvan de maximale lengte van de romp minder is dan 20 m,
moet overdag voeren: een gele ruit.Artikel 3.18. Bijkomende tekens van schepen die onmanoeuvreerbaar worden
Lid 1 (b). Een schip dat onmanoeuvreerbaar wordt moet, teneinde dit kenbaar te maken, als bijkomende tekens zo nodig overdag tonen: een rode vlag waarmee heen en weer wordt gezwaaid, of twee zwarte bollen in een verticale lijn.
Artikel 3.20. Tekens van stilliggende schepen
Lid 4. Een klein schip dat stilligt, moet overdag voeren: een zwarte bol op een geschikte plaats, op een zodanige hoogte dat hij van alle zijden zichtbaar is.
(Dit reglement is niet van toepassing indien het niet direct of indirect aan de oever gemeerd ligt).Artikel 3.34. Tekens van beperkt manoeuvreerbare schepen
Lid 1 (b). Een varend schip dat wegens de uitvoering van werkzaamheden beperkt is in zijn mogelijkheden, moet overdag voeren: een zwarte bol, een zwarte ruit en een zwarte bol in een verticale lijn.
Artikel 3.37. Tekens van vissersschepen
Een vissersschip moet overdag voeren:
twee zwarte kegels met de punten tegen elkaar (diabolo) in een verticale lijn.Artikel 3.38. Teken bij een duiker te water
Lid 1. Een schip dat gebruikt wordt bij het duiken moet, als bijkomend teken voeren: de internationale seinvlag «A»
Lid 2. De internationale seinvlag «A» mag ook worden getoond bij duikwerkzaamheden die vanaf de wal worden uitgevoerd.(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
-
Vraag 5 van 50
5. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
Twee kleine schepen naderen elkaar bij een engte.
Klein motorschip Rijk vaart met de wind mee en klein zeilschip Ylva moet opkruisen.
Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.07. Voorbijvaren op tegengestelde koersen in een engte
Lid 7. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt: een klein zeilschip dat de engte niet bezeild heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein schip.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Samengevat: Een zeilschip dat een engte niet bezeild heeft (dus tegen de wind in moet varen) moet aan alle andere schepen voorrang verlenen.
-
-
Vraag 6 van 50
6. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
Twee kleine zeilschepen naderen elkaar bij een engte.
Ylva vaart met de wind mee en Rijk moet opkruisen.
Gelijktijdige doorvaart is niet mogelijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.07. Voorbijvaren op tegengestelde koersen in een engte
Lid 7. Bij het doorvaren van een engte moet op een vaarweg waar geen stroom loopt: een klein zeilschip dat de engte niet bezeild heeft voorrang verlenen aan een op tegengestelde koers naderend klein schip.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
-
-
Vraag 7 van 50
7. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme en klein schip Rijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 3. Een klein schip moet bij het uitvaren van een haven voorrang verlenen aan een groot schip.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een nevenvaarwater en het oversteken van een hoofdvaarwater. -
-
Vraag 8 van 50
8. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet twee kleine zeilschepen: Rijk en Ylva.
Zeilschip Rijk wil het hoofdvaarwater oversteken.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uit- en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 1. Een schip mag slechts een nevenwater uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren of oversteken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
.
Lid 4. Een klein schip mag bij het uitvaren van een nevenvaarwater en het daarbij oversteken van een hoofdvaarwater medewerking verlangen van een klein schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een haven of nevenvaarwater.Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 9 van 50
9. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet twee kleine motorschepen: Rijk en YlvaSorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uit- en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 1. Een schip mag slechts een nevenwater uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren of oversteken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
.
Lid 4. Een klein schip mag bij het uitvaren van een nevenvaarwater en het daarbij oversteken van een hoofdvaarwater medewerking verlangen van een klein schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een haven of nevenvaarwater.Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 10 van 50
10. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet twee kleine motorschepen: Carina en Rijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uit- en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 1. Een schip mag slechts een haven uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
.
Lid 4. Een klein schip mag bij het uitvaren van een haven medewerking verlangen van een klein schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een nevenvaarwater en het oversteken van een hoofdvaarwater.Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 11 van 50
11. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme en klein schip Rijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Bord: B.9 a Verplichting niet het hoofdvaarwater op te varen, indien daardoor schepen op het hoofdvaarwater zouden worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (artikel 6.16, lid 8)
Artikel 6.16. Uitvaren en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 8. In geval langs een haven voor de uitmonding daarvan een teken B.9 wordt getoond moet een schip dat uit deze haven komt voorrang verlenen aan een schip op het hoofdvaarwater.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een nevenvaarwater en het oversteken van een hoofdvaarwater. Dit artikel geldt ook voor grote schepen ten opzichte van kleine schepen. -
-
Vraag 12 van 50
12. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme en klein schip Rijk.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.16. Uit- en invaren van havens en nevenvaarwateren en het daarbij invaren of oversteken van een hoofdvaarwater
Lid 1. Een schip mag slechts een haven uitvaren en daarbij een hoofdvaarwater invaren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
Lid 2. Een groot schip mag bij het uitvaren van een haven medewerking verlangen van een ander schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Toelichting:
Dit artikel is ook van toepassing bij het in- en uitvaren van een nevenvaarwater en het oversteken van een hoofdvaarwater.Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: van de ander verwachten dat hij je niet hindert.
-
-
Vraag 13 van 50
13. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet groot schip Tieme dat op een aanlegplaats wil wegvaren.
Klein schip Rijk komt naderbij.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.14. Vertrek
Lid 1. Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
Lid 2. Een groot schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander schip.
Lid 3. Een klein schip moet bij het vertrekken voorrang verlenen aan een groot schip.
Lid 4. Een klein schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander klein schip.
Lid 5. Dit artikel is niet van toepassing op en ten aanzien van een veerpont.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: van de ander verwachten dat hij je niet hindert.
-
-
Vraag 14 van 50
14. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
Klein schip Rijk wil vertrekken. Groot schip Tieme nadert.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.14. Vertrekken
lid 1. Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
lid 2. Een groot schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander schip.
lid 3. Een klein schip moet bij het vertrekken VOORRANG verlenen aan een groot schip.
lid 4. Een klein schip mag bij het vertrekken medewerking verlangen van een ander klein schip.
lid 5. Dit artikel is niet van toepassing op en ten aanzien van een veerpont.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 15 van 50
15. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
Klein schip Carina wil vertrekken en kleinschip Rijk nadert.Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.14. Vertrek
Lid 1. Een schip mag slechts vertrekken, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
Lid 2. Een groot schip mag bij het vertrekken MEDEWERKING verlangen van een ander schip.
Lid 3. Een klein schip moet bij het vertrekken VOORRANG verlenen aan een groot schip.
Lid 4. Een klein schip mag bij het vertrekken MEDEWERKING verlangen van een ander klein schip.
Lid 5. Dit artikel is niet van toepassing op en ten aanzien van een veerpont.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 16 van 50
16. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
Groot schip Tieme wil keren en klein schip Rijk nadert.
Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.13. Keren
Lid 1. Een schip mag slechts keren, nadat het zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
Lid 2. Een groot schip mag bij het keren MEDEWERKING verlangen van een ander schip.
.
Lid 5. Dit artikel is niet van toepassing op en ten aanzien van een veerpont.aldaar kunnen keren.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking verlangen is: mag van de ander verwachten dat hij zijn koers of snelheid een beetje aanpast.
Hierbij mag niet worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen.Voorrang hebben is: de ander mag jou niet hinderen.
Hierbij mag wel worden verwacht dat de ander zijn koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet aanpassen. -
-
Vraag 17 van 50
17. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein motorschip Carina en klein zeilschip Ylva.
Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 9. Indien de koersen van een klein motorschip en een klein zeilschip elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet, ingeval geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt, het motorschip voorrang verlenen aan het zeilschip. (Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen ingeval van keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater of tussen een veerpont en een ander schip.)
(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Voorrang geven betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
-
-
Vraag 18 van 50
18. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein zeilschepen Carina en Ylva en klein motorschip Rijk.
Zet in de juiste volgorde wie hier voorrang heeft.
Sorteer elementen
-
Als eerste heeft voorrang:
-
Als tweede heeft voorrang:
-
Als laatste gaat:
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 6. Indien de koersen van twee kleine zeilschepen die over dezelfde boeg zeilen, elkaar kruisen, moet het loefwaartse schip voorrang verlenen aan het lijwaartse schip.
.
Lid 9. Indien de koersen van een klein motorschip een klein zeilschip elkaar kruisen moet het motorschip voorrang verlenen aan het zeilschip.Deze regels zijn niet van toepassing als één van de schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater.
(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
-
-
Vraag 19 van 50
19. Vraag
Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet een klein motorschip en een klein zeilschip.
Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 2. (Stuurboordwalregel) Indien de koersen van twee schepen elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt VOORRANG verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater en tussen een veerpont en een ander schip.
(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Voorrang verlenen betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
-
-
Vraag 20 van 50
20. Vraag
<Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein zeilschip Carina en klein zeilschip Ylva.
Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 6. Indien de koersen van twee kleine zeilschepen kruisen moet, indien zij over verschillende boeg zeilen, het schip dat over stuurboordsboeg ligt VOORRANG verlenen aan het schip dat over bakboordsboeg ligt. Dit artikel is van toepassing als geen der schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt,
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater en tussen een veerpont en een ander schip.
.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
Voorrang verlenen betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
Bij deze vraag varen geen van de schepen stuurboordwal en Carina heeft het zeil over bakboord. Dus heeft Carina voorrang -
-
Vraag 21 van 50
21. Vraag
Sleep hiervoor met de scheepsnamen.
Bovenaan moet het schip komen dat eerst gaat,
daaronder de tweede enzovoort.Ga met de muis naar de te verslepen scheepsnaam.
Druk op de linker muisknop en hou deze ingedrukt.
Sleep nu de scheepsnaam naar boven of beneden.
Op een tablet of mobiel, sleept u met de vinger.
U ziet klein zeilschip Ylva, roeiboot Rijk en twee kleine motorschepen Carina en Tieme.
Welke volgorde van voorrang is hier van toepassing?
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 7. Indien de koersen van twee kleine motorschepen elkaar kruisen moet het schip dat van bakboord nadert voorrang verlenen aan het schip dat van stuurboord nadert.
Lid 9. Indien de koersen van een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar kruisen moet het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip.
Artikel 6.04. Naderen op tegengestelde koersen op alle vaarwegen; hoofdregel
Lid 8. Indien een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar naderen op tegengestelde koersen, moet het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip.
Deze regels zijn niet van toepassing:
– als één van de schepen de stuurboordszijde van het vaarwater volgt;
– bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater of tussen een veerpont en een ander schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
-
-
Vraag 22 van 50
22. Vraag
<Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein zeilschip Carina, roeiboot Tieme en klein motorschip Ylva.
Zet in de juiste volgorde wie hier voorrang heeft.
Sorteer elementen
-
Als eerste heeft voorrang:
-
Als tweede heeft voorrang:
-
Als laatste mag doorvaren:
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 2. Indien de koersen van twee schepen elkaar kruisen, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt voorrang verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Lid 9. Indien de koersen van een klein motorschip, een klein zeilschip of een klein door spierkracht voortbewogen schip elkaar kruisen, moet het motorschip voorrang verlenen aan het andere schip en moet het door spierkracht voortbewogen schip voorrang verlenen aan het zeilschip. (Dit reglement geldt niet voor schepen die de stuurboordszijde van het vaarwater volgen).
Toelichting:
Deze artikel is niet van toepassing: bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater of tussen een veerpont en een ander schip.(Dit artikel staat hier verkort weergegeven.)
-
-
Vraag 23 van 50
23. Vraag
<Sleep achter de vragen de juiste antwoorden.
Kijk opom te zien hoe je het antwoord kan slepen.
Op dit plaatje is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing (BPR).
U ziet klein motorschip Carina en klein zeilschip Ylva.
Sorteer elementen
Correct
Incorrect
Artikel 6.17. Koers kruisen
Lid 2. Indien de koersen van twee schepen elkaar zodanig kruisen, dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet het schip dat niet de stuurboordszijde van het vaarwater volgt VOORRANG verlenen aan het schip dat de stuurboordszijde van het vaarwater volgt.
Dit artikel is niet van toepassing bij kruisende koersen die ontstaan ingeval van: keren, vertrekken of bij een samenkomst van een hoofdvaarwater en een nevenvaarwater en tussen een veerpont en een ander schip.
.(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Voorrang verlenen betekent dat de ander niet gehinderd mag worden.
-
-
Vraag 24 van 50
24. Vraag
Wie mogen er op een roeiboot meer dan 0,5 promille alcohol in het bloed hebben?
Correct
Incorrect
Zowel de roerganger, de kapitein en de loods moeten in staat zijn om hun functie goed te vervullen. Zij mogen niet onder invloed zijn van drugs, medicijnen, vermoeidheid enzovoort en mogen niet meer dan 0,5 promille alcohol in hun bloed hebben.
Schepenverkeerswet Artikel 27
Lid1: Het is degene die op een scheepvaartweg een varend schip voert of stuurt, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip de kapitein of de verkeersdeelnemer adviseert over de te voeren navigatie, verboden dit te doen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor het voeren of sturen van dat schip, dan wel de bekwaamheid tot het adviseren van de kapitein of de verkeersdeelnemer, kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht dat schip naar behoren te kunnen voeren of te kunnen sturen, dan wel de kapitein of de verkeersdeelnemer naar behoren te kunnen adviseren.
Lid 2: Het is degene die op een scheepvaartweg een varend schip voert of stuurt, dan wel als loods aan boord van een zodanig schip de kapitein of de verkeersdeelnemer adviseert over de te voeren navigatie, verboden dit te doen, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan tweehonderdtwintig microgram alcohol per liter uitgeademde lucht;
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed. -
Vraag 25 van 50
25. Vraag
Welke regels zijn op Binnenvaartpolitiereglement (BPR) van toepassing voor een veerpont?
Bij deze vraag zijn meerdere keuzes aan te klikken.
Correct
Incorrect
Artikel 6.23. Vaarregels voor veerponten
Lid 1. Een veerpont mag slechts vertrekken, keren of het vaarwater oversteken, nadat hij zich er van heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden.
Lid 2. Een veerpont mag bij vertrek, keren of oversteken van het vaarwater medewerking verlangen van een groot schip.
Lid 3. Een klein schip moet voorrang verlenen aan een vertrekkende, kerende of overstekende veerpont.Belangrijk is hier het verschil tussen medewerking verlangen en voorrang hebben.
Medewerking geven is: moet eventueel koers of snelheid enigsinds aanpassen.
Hierbij mag niet worden verlangt dat de koers of snelheid PLOTSELING of in STERKE MATE moet worden aangepast.Voorrang geven is: de ander mag niet worden gehinderd.
-
Vraag 26 van 50
26. Vraag
U vaart van Lith naar Leerdam.
Hiervoor vaart u over de Maas via het Kanaal van St. Andries. Vervolgens vaart u over de Waal en het Merwede kanaal en uiteindelijk over de Linge.
Zie de rood gestippelde route op het plaatje.
Met welke scheepvaartreglementen heeft u achtereenvolgens te maken?-
Vermeld achter de cijfers de afkorting van het betreffende reglement.
Bijvoorbeeld achter
tikt u in: XXX
Gebruik de volgende afkortingen: Scheepvaartreglement van de Gemeenschappelijke Maas (SRGM), Rijnvaartpolitiereglement (RPR), Scheepvaartreglement van de Waal (SRW), District Rotterdam (SRDR), Binnenvaart politie reglement (BPR), Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen (BVA) en Scheepvaarreglement van de Lek (SWL).
(bpr, BPR)
(rpr, RPR)
(bpr, BPR)
(bpr, BPR)
Correct
Incorrect
In deze vraag is op de Waal het Rijnvaartpolitiereglement (RPR) van toepassing. De overige vaarwegen vallen onder het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
-
Vermeld achter de cijfers de afkorting van het betreffende reglement.
Bijvoorbeeld achter
-
Vraag 27 van 50
27. Vraag
U nadert een aantal brugdoorgangen.
Boven elke doorgang is een teken aangebracht.
Onder welke doorgang(en) mag vanaf uw zijde worden gevaren?
Correct
Incorrect
Artikel 6.24. Doorvaren van bruggen en stuwen; algemene bepalingen
lid 2 a. Indien bij de doorvaartopening van een brug of stuw het teken A.10 wordt getoond, mag een schip in deze doorvaartopening niet varen buiten de begrenzing van deze twee borden.
In dit artikel staat niet ” waarom dit verkeersteken wordt toegepast” .
Dat kan dus voor bijvoorbeeld vanwege een diepte- en/of een hoogtebeperking zijn.lid 2 b. Indien bij de doorvaartopening van een brug of van een stuw het teken D.2 wordt getoond, wordt aanbevolen in deze doorvaartopening uitsluitend te varen binnen de begrenzing.
De begrenzing wordt aangeduid door de twee borden die dit teken vormen.Artikel 6.25. Doorvaren van vaste bruggen
Lid 1. Een schip mag niet varen door de doorvaartopening van een vaste brug waarboven een teken A.1 wordt getoond.
A.1
Lid 2. Indien boven een doorvaartopening van een vaste brug wordt getoond: het teken D.1a of het teken D.1b wordt aanbevolen bij voorkeur van deze doorvaartopening gebruik te maken.
D.1a
D.1b
Bij teken D.1a is de doorvaartopening vrij voor de doorvaart uit beide richtingen.
Bij teken D.1b is de doorvaart uit tegenovergestelde richting verboden.(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
-
Vraag 28 van 50
28. Vraag
U nadert een aantal brugdoorgangen.
Boven elke doorgang is een teken aangebracht.
Onder welke doorgang(en) mag vanaf uw zijde niet worden gevaren?
Correct
Incorrect
Artikel 6.24. Doorvaren van bruggen en stuwen; algemene bepalingen
lid 2 a. Indien bij de doorvaartopening van een brug of stuw het teken A.10 wordt getoond, mag een schip in deze doorvaartopening niet varen buiten de begrenzing van deze twee borden.
In dit artikel staat niet ” waarom dit verkeersteken wordt toegepast” .
Dat kan dus voor bijvoorbeeld vanwege een diepte- en/of een hoogtebeperking zijn.lid 2 b. Indien bij de doorvaartopening van een brug of van een stuw het teken D.2 wordt getoond, wordt aanbevolen in deze doorvaartopening uitsluitend te varen binnen de begrenzing.
De begrenzing wordt aangeduid door de twee borden die dit teken vormen.Artikel 6.25. Doorvaren van vaste bruggen
Lid 1. Een schip mag niet varen door de doorvaartopening van een vaste brug waarboven een teken A.1 wordt getoond.
A.1
Lid 2. Indien boven een doorvaartopening van een vaste brug wordt getoond: het teken D.1a of het teken D.1b wordt aanbevolen bij voorkeur van deze doorvaartopening gebruik te maken.
D.1a
D.1b
Bij teken D.1a is de doorvaartopening vrij voor de doorvaart uit beide richtingen.
Bij teken D.1b is de doorvaart uit tegenovergestelde richting verboden.(Deze artikelen staan hier verkort weergegeven.)
-
Vraag 29 van 50
29. Vraag
Selecteer ALLE verkeersteken(s) waar NIET geankerd mag worden.
Correct
Incorrect
Artikel 7.02. Ligplaats nemen (ankeren en meren)
(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Verboden ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst.
Verboden ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord.
Verboden te ankeren en ankers, kabels en kettingen te laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst.
Plaats om te keren.
Het is verboden om te ankeren in een vak van of op een plaats in de vaarweg,
waar schepen kunnen keren, aangeduid door dit teken.Verplichting de vaarsnelheid te beperken, zoals is aangegeven (in km/u)
(heeft dus niets met ankeren te maken)Verboden te meren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst.
(heeft dus niets met ankeren te maken) -
Vraag 30 van 50
30. Vraag
U gaat samen met uw buurman van 35 jaar en zijn zoon van 14 jaar een dagje met uw snelle motorboot waterskiën.
U bent de enige die in het bezit is van het vaarbewijs.Vink hier alle personen aan die NIET mogen waterskiën.
Correct
Incorrect
Artikel 8.06. Snel varen en waterskiën
Lid 1. De bestuurder van een snelle motorboot, die één of meer waterskiërs of personen die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken voortbeweegt, moet zich doen bijstaan door een mede opvarende van ten minste 15 jaar oud als uitkijk.Er moet dus altijd iemand van 15 jaar of ouder zijn, niet zijnde de roerganger, die op de uitkijk staat.
De zoon van uw vriend is de enige die mag waterskiën, waarbij uw vriend op de uitkijk staat.
-
Vraag 31 van 50
31. Vraag
U vaart met een klein motorschip op het Noordzeekanaal. Dit vaarwater staat vermeld in bijlage 15 van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).
U wilt varen van A naar B (zie plaatje).
Welke route mag u op het plaatje NIET volgen?Correct
Incorrect
Artikel 9.04. Kleine schepen (op de in bijlage 15, onder a, vermelde vaarwegen)
Lid 2. Met uitzondering van de Waal, de Boven-Rijn, de Geldersche IJssel, de Neder-Rijn en het Pannerdensch Kanaal, moet een klein schip zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen.
Lid 3. Het is niet toegestaan het vaarwater op te kruisen.
(Dit artikel staat hier verkort en vereenvoudigd weergegeven.)
Samenvattend: je bent hier verplicht om zoveel mogelijk de stuurboordwal aan te houden en je mag niet schuin oversteken (opkruisen).
-
Vraag 32 van 50
32. Vraag
U gebruikt thuis een normale waterkoker van 2000 Watt/230Volt.
Wat zal er gebeuren als u deze waterkoker, met dezelfde bedrading, aansluit op een accu van 12 Volt?Correct
Incorrect
Een waterkoker van 2000 Watt aangesloten op 230 Volt zal ongeveer 8,7 Ampére door de draden laten vloeien.
Aangesloten op een accu van 12 Volt zal deze waterkoker ongeveer 0,45 Ampére trekken (het rekensommetje zie je hieronder).
Het geleverde vermogen is dan 0,45 A X 12 V = 5,4 Watt. Je kan dus lang wachten tot het water warm wordt (Ik schat een dag of 2….)Je kan deze waterkoker beter aansluiten op de 230 Volt van een walaansluiting.
De meeste walaansluitingen zijn gezekerd op 6 Ampére.
Dus gebruik in dat geval een waterkoker van hooguit 1000 Watt.
Als je een waterkoker van 2000 Watt aansluit op de walstroom, is de kans groot dat de zekering op de wal er uit klapt.
Je mag dat aan de havenmeester uitleggen…………Rekensommetje (voor wie dat leuk vindt ….):
Als de waterkoker 2000 Watt levert bij een spanning van 230 Volt, zal de stroom ongeveer 8,7 Ampere zijn.
De electrische weerstand is volgens de wet van Ohm: R = U : I => 230 V : 8,7 A = 26,5 Ohm.Als je de waterkoker op een accu aansluit van 12 Volt zal er volgens de wet van Ohm een stroom lopen van:
I = U : R => I = 12 Volt : 26,5 Ohm = 0,45 Ampére
-
Vraag 33 van 50
33. Vraag
U gebruikt aan boord een koelkast.
Aan de onderkant is een plaatje aangebracht, waarop de elektrische eigenschappen staan vermeld.Wat zal er gebeuren als deze koelkast op de accu wordt aangesloten op de normale standaard bedrading van 1, 5 mm² ?
Correct
Incorrect
De stroom zal bij aansluiting op 12 Volt ongeveer 2,5 Ampére zijn.
Een draaddikte van minimaal 1,5 mm² is dan voldoende en is op de meeste schepen een normale draaddikte (wel even checken).
Je hoeft normaal dus geen extra maatregelen te treffen.Voor de liefhebber, even een rekensommetje:
Vermogen = stroom X spanning ofwel de stroomsterkte = Vermogen : spanning
In dit geval is de stroomsterkte 30 Watt : 12 Volt = 2,5 AmpéreLET OP:
Als je een laptop van 150 Watt op de accu aansluit, wordt dit een ander verhaal…….
Er zijn adapters leverbaar waarmee je een laptop kan aansluiten op 12 Volt.
De stroom door het 12 Voltdeel zal 150 Watt : 12 Volt = 12,5 Ampére uit de accu trekken. Daar is een draadje van 1,5 mm² te dun voor (laat staan als je samen met je partner twee laptops op één 12 Voltaansluiting gebruikt.
Niet doen dus (brandgevaar). -
Vraag 34 van 50
34. Vraag
U heeft aan boort behoefte aan 230 Volt en gebruikt hiervoor een omvormer die 12 Volt omzet naar 230 Volt.
Deze omvormer kan 1000 Watt leveren (zie plaatje).
U sluit op de omvormer een waterkoker aan van 1000 Watt.Wat zal er gebeuren als deze omvormer vanaf de accu staat aangesloten op de normale standaard bedrading van 1, 5 mm² ?
Correct
Incorrect
Als je aan de zijde van 230 Volt een waterkoker aansluit van 1000 Watt, zal aan de zijde van 12 Volt een stroom lopen van 83 Ampére. Als je vanaf de accu de standaard bedrading, bijvoorbeeld van 1,5 mm², gebruikt zal deze zo heet worden dat er brandgevaar zal optreden.
Voor wie het leuk vindt een rekensommetje:
Vermogen is gelijk aan de stroom maal de spanning (P = I X U ofwel I = P : U)
De stroom aan de 12 Voltzijde is dus: 1000 Watt : 12 Volt = 83 Ampére -
Vraag 35 van 50
35. Vraag
Correct
-
Vraag 36 van 50
36. Vraag
U vaart, volgens uw kompas, naar het westen en ziet de ton die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Je vaart naar het westen en de cardinale ton die je ziet is een Zuidcardinale ton. Je moet dus aan de zuidzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
-
Vraag 37 van 50
37. Vraag
U vaart, volgens uw kompas, naar het zuiden en ziet de ton die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Je vaart naar het zuiden en de cardinale ton die je ziet is een Westcardinale ton. Je moet dus aan de westzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
-
Vraag 38 van 50
38. Vraag
U vaart, volgens uw kompas, naar het oosten en ziet de ton die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Je vaart naar het oosten en de cardinale ton die je ziet is een Zuidcardinale ton. Je moet dus aan de zuidzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
-
Vraag 39 van 50
39. Vraag
U vaart, volgens uw kompas, naar het noorden en ziet de ton die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Het is natuurlijk erg lastig als een ton beschadigd is.
In dit geval is het dagmerk verdwenen.
Doordat de afstand naar de ton te ver weg ligt, kan je het dagmerk soms niet goed zien.
Aan de kleuren van de ton (boven en onder geel en in het midden zwart) kan je zien dat het een West cardinale ton betreft.Je vaart naar het noorden. Je moet dus aan de westzijde voorbij varen, dus hou de ton aan de stuurboordzijde.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
-
Vraag 40 van 50
40. Vraag
U vaart, volgens uw kompas, naar het westen en ziet de ton die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Het is natuurlijk erg lastig als een ton beschadigd is.
In dit geval is het dagmerk verdwenen.
Doordat de afstand naar de ton te ver weg ligt, kan je het dagmerk soms niet goed zien.
Aan de kleuren van de ton (boven geel en onder zwart) kan je zien dat het een Zuid cardinale ton betreft.Je vaart naar het westen. Je moet dus aan de zuidzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
-
Vraag 41 van 50
41. Vraag
Correct
Incorrect
6.3. Markering van veilig vaarwater
Deze markering geeft een positie aan waar rondom veilig genavigeerd kan worden. Zij wordt gebruikt om het midden of het diepste gedeelte van een vaarwater, of een aanloop of verkenningspositie aan te geven. Deze betonning wordt in het BPR-gebied zonder topteken toegepast.
vorm: bolvormige boei of ton eventueel sparboei
kleur: rood-wit verticaal gestreept -
Vraag 42 van 50
42. Vraag
Lichtkarakter: Q(9)10s
U vaart ’s nachts, volgens uw kompas, naar het zuiden en ziet een ton met lichten die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Je vaart naar het zuiden en de cardinale ton die je ziet is een Westcardinale ton. Je moet dus aan de westzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
Let hier vooral op de lichtkarakters
Lichtkarakters van cardinale tonnen kunnen makkelijk worden onthouden.
Zie de overeenkomsten van het aantal lichtflitsen en de cijfers van een klok.
In het voorbeeld van deze vraag is het lichtkarakter: Q(9) 10s -
Vraag 43 van 50
43. Vraag
Lichtkarakter: Q(6)LFl.10s
U vaart ’s nachts, volgens uw kompas, naar het westen en ziet een ton met lichten die u op het plaatje ziet.
Wat is van toepassing?Correct
Incorrect
Je vaart naar het westen en de cardinale ton die je ziet is een Zuidcardinale ton. Je moet dus aan de zuidzijde voorbij varen.
Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt. De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
Let hier vooral op de lichtkarakters
Lichtkarakters van cardinale tonnen kunnen makkelijk worden onthouden.
Zie de overeenkomsten van het aantal lichtflitsen en de cijfers van een klok.
In het voorbeeld van deze vraag is het lichtkarakter: Q(6) LFl.10s -
Vraag 44 van 50
44. Vraag
U ziet bij een brug een zogenaamde hoogteschaal. Zie het plaatje. Hoeveel onderdoorvaarthoogte wordt er aangegeven?
Als uw antwoord zou zijn 4,20 meter, vul dan in: 4,20
Correct
Incorrect
Een geel-zwarte hoogteschaal bij een brug geeft de actuele brughoogte ten opzichte van het waterpeil aan.
De doorvaarthoogte is de kleinste verticale afstand tussen de onderkant van de brug en het wateroppervlak.
De beschikbare doorvaarthoogte is het aantal meter- plus het aantal decimeterblokken boven de waterlijn.Elk meterblok is 1 meter en elk decimeterblok is 1 decimeter.
Bij deze vraag is dat dus 6,30 meter.
Het is de verantwoordelijkheid van de schipper om te bepalen hoeveel marge hij ten opzichte van de werkelijke doorvaarthoogte wil aanhouden.
Met de tekens A.10 of D.2 of met het referentieteken G.5.1b is aan te geven over welke breedte deze kleinste afstand geldt.
De tekens A.10 en D.2 hebben bovendien nog een extra betekenis.Verboden buiten de begrenzing te varen.
Aanbeveling binnen de begrenzing te varen.
Plaats van de overspanning waarop de aanwijzing van de hoogteschaal betrekking heeft.
-
Vraag 45 van 50
45. Vraag
U ziet in het vaarwater een peilschaal. Zie het plaatje.
Hoe hoog staat het water?Als deze waterstand bijvoorbeeld 8,20 meter boven NAP zou zijn, vul dan in: +8,20 (zonder spatie).
- (+11,29, +11,30)
Correct
Incorrect
Algemeen geldt:
De cijfers op de peilschaal in deze vraag lopen, van onder naar boven gezien, omhoog. Dus het water staat boven NAP.
In dit geval is de waterstand dus 11,30 meter boven NAP.
We zien boven het cijfer 12 staan, maar onder de waterlijn staat (voor ons nu onzichtbaar) het cijfer 11.Maatstreepjes op een peilschaal
-
Vraag 46 van 50
46. Vraag
U nadert een brug. Zie plaatje.
Naast de brug staat een peilschaal die aangeeft dat de huidige waterstand 20 cm onder NAP staat.
De hoogte van uw schip is 3 meter.
Hoeveel speling zal er zijn tussen de bovenkant van uw schip en de onderkant van de brug?Als uw antwoord zou zijn 5 dm, dan vult u hier in: 5
Correct
Incorrect
Alle maten in decimeters
Teken op paper een horizintale lijn en noem deze de NAP-lijn.
Vervolgens teken je de KP-lijn (1 dm boven NAP) en daarna de brughoogte (56 dm boven KP).
IN DE UITWERKING KLOPPEN DE VERHOUDINGEN NIET, MAAR DAT IS NIET ERG.
(Als de pijllengtes precies worden geschetst, wordt het een gepriegel.)Volg de video en let er op dat alle maten in decimeters staan.
Uiteindelijk zie je dat er nog 29 dm tussen schip en onderkant van de brug beschikbaar is.
-
Vraag 47 van 50
47. Vraag
U nadert een brug. Zie plaatje.
Naast de brug staat een peilschaal die aangeeft dat de huidige waterstand 30 cm boven NAP staat.
De hoogte van uw schip is 3 meter.
Hoeveel speling zal er zijn tussen de bovenkant van uw schip en de onderkant van de brug?Als uw antwoord zou zijn 5 dm, dan vult u hier in: 5
Correct
Incorrect
Alle maten in decimeters
Teken op paper een horizintale lijn en noem deze de NAP-lijn.
Vervolgens teken je de KP-lijn (1 dm boven NAP) en daarna de brughoogte (56 dm boven KP).IN DE UITWERKING KLOPPEN DE VERHOUDINGEN NIET, MAAR DAT IS NIET ERG.
(De pijl van 30 dm zou 10 maal langer moeten zijn dan die van 3 dm)Volg de video en let er op dat alle maten in decimeters staan.
Uiteindelijk zie je dat er nog 24 dm tussen schip en onderkant van de brug beschikbaar is.
-
Vraag 48 van 50
48. Vraag
U nadert de spoorbrug Koegras. Zie plaatje.
Het kanaalpeil is NAP – 2 dm.
De hoogte van uw schip is 3 meter.U nadert de brug en wilt, afhankelijk van wat u op de peilschaal afleest, bepalen of u de brug onderdoor kunt varen.
U wilt tussen schip en onderkant brug minstens 1 dm speling hebben .Wat is de hoogste waterstand ten opzichte van NAP in decimeters, waarbij u nog onder het vaste gedeelte van de brug kan varen?
Als uw antwoord zou zijn NAP + 5 dm, dan vult u hier in: +5 (zonder spatie).Correct
Incorrect
Als je de vorige proefexamens hebt gemaakt dan weet je dat eerst de NAP-lijn moet worden getekend.
Vervolgens teken je de KP-lijn (2 dm onder NAP) en daarna het vaste deel van de brug (34 dm boven KP).
Ten opzichte van het NAP is de brug 32 dm hoog (namelijk 34 dm – 2 dm = 32 dm).
We hebben 1 dm + 30 dm = 31 dm nodig om onder de brug door te kunnen varen.
Dat is dus 1 dm boven NAP (namelijk 32 dm – 31 dm = 1 dm).
Dus de waterstand mag niet hoger zijn dan 1 dm boven het NAP.
Dat kunnen we aflezen op de peilschaal die bij de brug staat. -
Vraag 49 van 50
49. Vraag
U wilt aan de zuidkant van het Grutte Tiemmar voor anker gaan (zie het ankertje op het plaatje).
De kaart is gemaakt op basis van het waterpeil dat in de zomer nagetreeft wordt.
Dit zomerpeil staat 60 cm onder het NAP.
Volgens een peilschaal, dat in de buurt staat, is de ware waterstand: 70 cm onder NAP.
Uw schip steekt 80 centimeter diep.
Hoeveel dm ruimte zult u nog onder de kiel hebben?Als dat volgens u 4 dm is, vult u hier 4 in.
Correct
Incorrect
Alle maten in decimeters
Volgens de kaart is de diepte op deze plek 12 dm.
De ware waterstand (WW) is volgens de peilschaal NAP – 7 dm.
Dat is dus 1 dm lager dan de waterstand waar de kaartmaker vanuit is gegaan.
De warer dieopte is dus niet 12 dm, maar 11 dm.
Uw schip steekt 80 cm diep dus er staat nog: 11 dm – 8 dm = 3 dm water onder uw schip. -
Vraag 50 van 50
50. Vraag
U nadert een sluis en wil weten hoeveel u tijdens het schutten zal stijgen of dalen.
Aan uw zijde ziet u een peilschaal staan (zie plaatje).
U gaat ervan uit dat aan de andere kant van de sluis de waterstand gelijk is aan het kanaalpeil aldaar.
Hoeveel decimeter zult u ongeveer stijgen of dalen.Als u stijgt met 25 dm vult u in: +25 en als u zou zakken: -25 (alles zonder spaties).
Correct
Incorrect
Alle maten in decimeters
Volgens de peilschaal is de waterstand aan jouw zijde 12 dm onder NAP.
Als de waterstand aan de andere kant van de sluis 4 dm boven NAP is, zal je 16 dm stijgen.